Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneZoals de vormgeving zich heeft binnengedrongen in het gebied van de beeldende kunst, zo wint de journalistiek steeds meer terrein op de literatuur. De stijl van de gewone, alledaagse verslaggeving, bijvoorbeeld. Maakte men enkele jaren geleden aan de gemiddelde binnenbrand niet meer dan twee regels vuil, waarbij de rest aan de verbeelding van de lezer werd overgelaten, tegenwoordig worden dergelijke faits divers als het even kan zelfs in de meeste kwaliteitskranten gevolgd door een flink stuk verhalend proza: ‘Een vrouw slaat haar handen voor haar gezicht. “Alles verbrand! Onze nieuwe meubels, de verzekeringspolissen, het dressoir van tante Cor. Mijn hele leven gaat in vlammen op.” Ze begint hevig te snikken. Een nors kijkende brandweerman legt een troostende hand op haar schouder. Het groepje omstanders kijkt gelaten toe.’ De verslaggever als chroniqueur; de dagelijkse sfeerschets mag op geen enkele voorpagina meer ontbreken. Een jaarvergadering van een politieke partij, een stroomstoring op het Centraal Station, een slachtpartij in de binnenlanden van Afrika; allemaal gebeurtenissen die de lezer dienen te worden voorgeschoteld als licht verteerbare kost, overgoten met een sausje belletrie. Ze worden steevast beschreven in dezelfde eigenaardige literaire bastaardstijl, het resultaat van een ongelukkige verbintenis tussen New Journalism en Koos Tak. De grenzen vervagen, het onderscheid tussen de verschillende genres verdwijnt. Dus wekt het geen verbazing dat de literatuur ook steeds meer op de journalistiek begint te lijken. De aartsvader van datzelfde New Journalism, Tom Wolfe, heeft met The Bonfire of the Vanities een roman geschreven waar het journalistieke raamwerk doorheen steekt als de botten door het vel van een uitgehongerde straathond. De auteur beroept zich op de naturalistische traditie van Balzac en Zola en doorspekt zijn proza opzettelijk met feiten die welbeschouwd in de krant van gisteren thuishoren: prijzen van schoenen, attachékoffers, maaltijden en huurprijzen van appartementen. Journalism is stranger than fiction, moet zijn credo zijn, en daar lijkt in eerste instantie wel iets voor te zeggen, maar zijn roman mislukt omdat het thema even schematisch wordt uitgewerkt als in het gemiddelde artikel in de weekendbijlage van een krant. Iemand die deze ontwikkeling toejuicht is Vic van de Reijt, de enthousiaste nieuwe hoofdredacteur van uitgeverij Nijgh & Van Ditmar. In een interview dat enkele weken geleden verscheen in het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad zegt Van de Reijt een literair soort non-fictie en een journalistiek soort literatuur voor te staan. Bij het eerste kan ik me nog wel iets voorstellen - lang niet alle literaire journalistiek blijft steken in sfeerschetsen - maar dat laatste doet het ergste vrezen; en inderdaad, uit het vraaggesprek spreekt het getroubleerde elan van iemand die het beste met de literatuur voor heeft, maar eigenlijk niet van romans houdt. ‘Ik ben voor Nijgh & Van Ditmar op zoek naar straatrumoer,’ zegt Van de Reijt. Straatrumoer is een onzalige kreet, die zo nietszeggend is, dat hij alles kan betekenen. (Het woord is ooit in een onbezonnen moment in omloop in gebracht door Ton Anbeek, en zal hem voor straf de rest van zijn leven blijven achtervolgen.) Voor Van de Reijt is straatrumoer het ideale tegengif tegen de hedendaagse Nederlandse roman, waarin volgens hem ‘autobiografisch leed’ nog altijd de toon aangeeft. ‘Laat die schrijvers er eens op uittrekken!’ Er moeten milieus beschreven worden: ‘In Amsterdam heb je de studentenwereld, de krakerswereld, de wereld van de beursyuppen. Wat weten wij daarvan? Ik moet de eerste roman over zulke milieus nog lezen.’ Nu kan het voor een schrijver geen kwaad als hij behalve over zichzelf ook iets van de wereld om zich heen weet, maar in zijn verlangen naar onvervalst straatrumoer zou Van de Reijt het liefst van alle schrijvers journalisten maken: ‘Wat let hen om alle jaargangen van Hitweek en Aloha door te nemen, de studenten- en provoblaadjes te bestuderen en vervolgens een roman over de jaren zestig te schrijven? In het onderwijs hebben zich de afgelopen jaren verschrikkelijke taferelen afgespeeld en er loopt een complete generatie leraren arbeidsongeschikt rond. Waar blijft de tendensroman over het Nederlandse onderwijs? Waar blijft het boek van studentenleider Maarten van Poelgeest?’ Hij liever dan ik. Van de Reijt beweert dat het om een leemte in de Nederlandse letteren gaat, maar vreemd genoeg heb ik het gevoel dat ik alle boeken die hij voorstelt al gelezen heb; in de krant. De hoofdredacteur van Nijgh & Van Ditmar verwart straatrumoer in de roman met de kakofonie van het dagelijks leven. Wellicht wordt er in de hedendaagse literatuur nog altijd te veel in eigen navels gestaard, misschien lopen er nog steeds te veel verstilde gereformeerde jongens en in de knop gebroken pubermeisjes in rond, maar wanneer een schrijver van romans tracht de tijdgeest te vatten, lijkt me het docu-drama wel de minst geschikte vorm. Een roman als Martin Amis' Money gaat weliswaar over de rol van het geld in onze cultuur, maar er bestaat een essentieel verschil tussen dat boek en het verzamelde werk van Pieter Lakeman. Het is goed wanneer een romancier zijn blik op de wereld richt, de gebeurtenissen om zich heen registreert, en luistert naar het aanzwellende rumoer; maar wel vanuit een ivoren toren. |
|