Kijkjes langs een gordijn
Eén van de mooiste, mij bekende boeken over de geschiedenis van de binnenhuisarchitectuur is Peter Thorntons Authentic Decor: The Domestic Interior 1620-1920. Het bijzondere aan dat werk is dat het, behoudens enkele algemene inleidingen, bestaat uit honderden afbeeldingen, elk voorzien van een uitvoerig bijschrift. Daardoor weet Thornton, anders dan in de meeste van dergelijke boeken, waar het illustratiemateriaal enkel een betoog illustreert, de indruk te wekken dat hij de geschiedenis zichzelf laat schrijven. Het lag voor de hand dat zijn monumentale werk een vervolg zou krijgen, en dat is er nu in Twentieth-Century Decoration: The Domestic Interior from 1900 to the Present Day van Stephen Calloway (Weidenfeld & Nicholson: 408 p., f 199, -).
Calloway bekleedt een zelfde functie als Thomton had, namelijk die van conservator aan het Victoria & Albert Museum, en het is verleidelijk een overeenkomst te zien tussen dat eigenzinnige museum en dit eigenzinnige boek. Behalve dat het sterk Angelsaksisch georiënteerd is, beperkt het zich tot de interieurs van gegoede burgerij en upper class. Bovendien heeft Calloway een uitgesproken voorkeur voor ontwerpen die teruggrijpen op oude periodestijlen als Empire en Regency. Daardoor krijgt men minder dan in het werk van zijn voorganger een panorama te zien, maar veeleer een kijkje langs een gordijn. Geeft men zich gewonnen voor de virtuositeit waarmee dat gordijn gedrapeerd is, dan valt er aan de meer dan vijfhonderd afbeeldingen die Calloway heeft bijeengezocht veel te beleven.
In het tijdvak dat hij beschrijft, heeft de stoffeerder plaats gemaakt voor de binnenhuisarchitect. Waar in de negentiende eeuw gegoede particulieren nog op grote schaal bouwden en inrichting een secundaire kwestie was (men bestelde wat meubels en zette ze neer), daar werd in de twintigste vaker verbouwd dan gebouwd en verplaatste de aandacht zich dienevenredig naar het interieur. Voor eerdere generaties moest dat interieur op een rechtstreekse manier respectabiliteit en kredietwaardigheid oproepen; in het tijdvak dat Calloway behandelt, zijn die waarden niet minder belangrijk, maar worden ze gesuggereerd langs de geraffineerde omweg van de atmosfeer. Vorm, kleur en materiaal werden op elkaar afgestemd om allerhande effecten te creëren. Het inrichten van een woning werd een kunst, een verfijnd spel dat, naarmate het verleden met zijn specifieke gevoelswaarden waarop kon worden teruggegrepen langer werd, steeds ingewikkelder regels kreeg. Calloway analyseert hoe de al dan niet professionele ontwerpers (velen waren dilettanten die van hun hobby een beroep maakten) dit spel speelden en hoe de regels subtiel in beweging bleven. Het ligt dan ook voor de hand dat hij de vertegenwoordigers van de Nieuwe Zakelijkheid (‘just another style’), een beweging die zichzelf als zuivering presenteerde en als breuk met een topzwaar verleden, voornamelijk als spelbedervers ziet. De jaren zestig en zeventig hebben evenmin zijn sympathie; wat hij bespreekt is nauwelijks representatief te noemen. Hier wreekt zich ook zijn geringe belangstelling voor ontwikkelingen op het Europese vasteland; met name Italië heeft, ten goede of ten kwade, aanmerkelijk meer invloed uitgeoefend dan uit dit boek valt op te maken. Het is in zijn betrekkelijke eenzijdigheid niet zo'n magistraal werk als dat van Thornton, maar toch een prikkelend overzicht, en welkom in een deel van de wereld waar de lokroep van de Zweedse eland luider en luider wordt.
HWB
Aan deze pagina werkten mee: Hans W. Bakx, Niek Miedema, Joost Zwagerman.