Gedicht
Klein heelal van kiezels, aarde, krabbesporen
draaiend in de luwte van de lijst
Kanteling van stenen, schaduwrijk
Slechts wat doods is, half vergeten,
De kijker gist naar het bekende
dat de maker onverbiddelijk beknot
al hoort ook hij de wiekslag van onsterfelijke
Beweging is een zwerfkei, zeg een kleur-
vlak dat oneindig traag, oneindig
traag het beeld uit drijft.
Beweging is een veld van ingekraste nerven
Door licht gewaarmerkte ascese
die de vorm volmondig onderschrijft -
Uit: Liederen van angst en vertwijfeling. Meulenhoff, f 36,50.