Destructieve ruis
Het tweede probleem van Campbell is de snelheid waarmee ontwikkelingen plaatsvinden: als de evolutie een proces was dat op puur toevallige mutaties berustte, zou het op zichzelf al vrijwel ondenkbaar zijn dat zulke ingewikkelde organismen als wijzelf zouden ontstaan, ongeveer net zo waarschijnlijk als die beroemde aap, die achter een tikmachine zomaar Shakespeares complete werken produceert. Maar het is helemaal onvoorstelbaar dat dat ook nog zou gebeuren binnen de betrekkelijke korte tijd dat er nu leven op aarde bestaat.
Liefhebbers van het genre hebben vast al geconstateerd dat Campbells problemen weinig origineel zijn. Het zijn echte klassiekers: fraai, veel besproken en onopgelost. De richting die Campbell kiest om tot een oplossing te komen is wel degelijk origineel en veelbelovend. Zijn uitgangspunten zijn telecommunicatie en natuurlijke taal.
Telefoonlijnen, radiouitzendingen en alle vormen van communicatie hebben last van ruis. Tussen zenden en ontvangen gaat altijd een deel van de verzonden boodschap verloren in chaotische kraak, piep en ander lawaai. Met andere woorden: de tweede hoofdwet is ook op informatie van toepassing. Gelukkig is het mogelijk om boodschappen tegen die destructieve ruis te beveiligen. Dat kan door regels te stellen aan hoe een boodschap eruit mag zien, net zoals dat bij natuurlijke talen het geval is: een grammatica dus. Zo'n grammatica maakt het mogelijk om te reconstrueren wat er had moeten staan. De Amerikaanse informatietheoreticus Shannon heeft bewezen dat er altijd een voldoende beveiliging bedacht kan worden, een grammatica die goed genoeg is om, gegeven de omstandigheden, elke verminkte boodschap te reconstrueren. En daarmee, constateert Campbell, bewees hij meteen ook dat informatie zich aan het onherroepelijke verval dat de tweede hoofdwet voorschrijft kan onttrekken.
In the animal self-help section
gary larson
Evolutie, zegt Campbell dan, moet dus een proces van behoud en groei van informatie zijn, omdat informatie uiteindelijk het enige in de wereld is dat beklijven kan. De informatie waar het om gaat ligt opgeslagen in het DNA, volgens een eigen genetische grammatica. Die grammatica zorgt dat bij het doorgeven van de DNA-blauwdruk van generatie op generatie de meeste fouten en afwijkingen hersteld kunnen worden, maar sluit niet alle variatie uit. Zo blijft toch verandering en ontwikkeling van nieuwe en ingewikkelder soorten mogelijk.
Campbell werkt na een interessante, maar wat lang uitgevallen aanloop over informatietheorie de lijnen die hier geschetst worden zorgvuldig uit. Bekende, maar onverklaarbare verschijnselen, zoals neotenie (het levenslang ‘onvolwassen’ blijven van sommige soorten, iets wat bij de mens bijvoorbeeld tot uiting komt in het onbehaard zijn en blijven), en het sprongsgewijs verlopen van de evolutie (de ‘missing links’) blijken keurig in zijn opvatting te passen, en er zelfs bijna onvermijdelijke gevolgen van te zijn.
Af en toe laat Campbell zich wat teveel door een drang tot vertellen meeslepen. Verhalen over de jeugd van Norbert Wiener zijn natuurlijk wel leuk, maar voegen hier niets essentieels toe. Hetzelfde geldt voor het hoofdstuk over de verschillen tussen onze hersenhelften, dat niet duidelijk met de rest samenhangt.
Interessant is Homo grammaticus zeker, maar echt lichte kost is zo'n boekje natuurlijk nooit. Daarom is het jammer dat zowel vertaler Dijkhuis als uitgever Agon zich er met een kennelijk Jantje van Leiden vanaf hebben gemaakt. Om maar met de eerste te beginnen, wie van het Engels naar het Nederlands vertaalt zal wel eens een zin moeten splitsen, maar daar heeft onze vertaler nog nooit van gehoord. Tesamen met een soms nodeloos plechtstatige woordkeus leidt dat tot een wat stijve, moeizaam lopende vertaling. Erger zijn echt foute vertalingen. Zo komt bij de uitleg over de Brownse-beweging een tamelijk essentiële zin voor die in vertaling precies het omgekeerde beweert van het Engelse origineel, en wordt communications scientists botweg vertaalt met communicatiewetenschappers, terwijl een informaticus iets heel anders is dan een sociale wetenschapper gespecialiseerd in (massa)communicatie. Ook een corrector kon er bij Agon niet vanaf, of zelfs maar een rondje spellingchecken. Fouten, fouten, fouten, op pagina 247 alleen al zeven. Vaak zijn het typische tekstverwerkersfouten, maar zelfs namen worden bij bosjes fout overgetikt, niet alleen in de tekst, maar ook in de literatuurverwijzingen. In de Engelse Pelican editie staat over de schrijver nog vermeld dat hij correspondent in Washington is van het Engelse dagblad The Standard, en afgestudeerd aan de universiteit van Oxford. Maar ook dat hoeven wij in Nederland kennelijk niet te weten.
■