Pistool
Een belangrijke rol daarbij speelt de foto die door haar vader werd gemaakt toen zij zeven jaar waren: hij, Adriaan Karton, het eigengereide jongetje van de overkant verkleed als bruid; zij, Emy, het wat bazige kind van de dokter is de bruidegom. Ondanks die foto staan zij heel verschillend tegenover hun gemeenschappelijk verleden. Adriaan heeft geen behoefte herinnerd te worden aan zijn jeugd, aan ‘die hele rottroep, die vuile kankerzooi’ die zijn ouders ervan maakten. Emy zou het liefst het heden inruilen voor dat zoveel aangenamere verleden. Een bezoek aan hun oude straat loopt uit op een fiasco. De huizen zijn verwaarloosd, de tuinen verwilderd. Een verblijf in een hotel in de Ardennen, een hotel waar Emy goede herinneringen aan heeft, loopt zelfs dramatisch af. Een pistool waar Adriaan mee speelt, blijkt geladen en gaat per ongeluk (?) af. Het schot schampt Emy's zij en laat, opnieuw, een litteken achter.
Emy's pogingen greep te krijgen, als vroeger, op Adriaan zijn gedoemd te mislukken. Het leven heeft hem sterk gemaakt, haar alleen maar verzwakt. Adriaan past uitsluitend in haar droom, hij vervult haar fantasieën, hij komt en gaat wanneer hij dat wenst. Zijn geld verdient hij als gigolo en als schandknaap in een bordeel, de liefde bedrijft hij vakkundig maar niet echt geïnteresseerd. Emy's fascinatie door deze leugenachtige man is uiterst gecompliceerd. Ze walgt van zijn manier van leven. Ze onderkent zijn trouweloosheid. Ze weel dat ze verliefd is op een man met de eigenschappen van een slang. Ze voelt hoe hij als een acteur zijn hartstocht speelt en toch houdt ze van zijn leugens, wenst ze niets liever dan steeds opnieuw zich over te geven aan de grillen van ‘dat roofdier’, en speelt ze zelfs de hoer om Adriaan jaloers te maken. Terecht noemt ze zich verslaafd, karakteriseert ze haar passie als een ‘Amour Fou’ die opbloeit in de volle zomer, die in de herfst bederft en die ontslaapt als de winter en de sneeuw de wereld veranderd hebben.
Wanda Reisel
steye raviez
‘Ik wist nu zeker dat ik Adriaan Karton nooit meer in mijn leven zou ontmoeten. Maar mijn liefde zou niet in de tijd verdwijnen. Die zou altijd bij me blijven, als een slapend roofdier dat in het blauwe uur ontwaakt, bij het minste geritsel klaar om toe te slaan. Ik voelde aan het ijskoude pistool in mijn jaszak. Het mongoolse jongetje klom op mijn rug en spuugde van plezier spetters in mijn nek. Ik sloot mijn hand om het pistool. Ik neuriede een deuntje en zette er de pas in.’
De klassieke structuur die Wanda Reisel koos voor Het blauwe uur is functioneel. Als een door het lot voor het leven getekende overziet ze in het laatste hoofdstuk het resultaat van haar passie. Pas dan dringt het tot haar door dat zij, als in een droom, met de engel gevochten heeft, dat zij het paradijs voorgoed verlaten heeft en dat Adriaan Karton in niets verschilt van andere mensen. Zijn valse gezicht valt niet op ‘omdat het het gezicht van vele mensen was’. Wat blijft zijn herinneringen, zijn wraakgevoelens, pistolen zijn niet voor niets een belangrijk leidmotief, en een klein beetje troost die gevonden wordt bij alles wat geen pretentie heeft: de natuur, een lieveheersbeestje, een zwakzinnig kind.
Het blauwe uur is een spannend, hartstochtelijk en goed geschreven verhaal. Niets gebeurt zo maar, geen schot gaat er af, zelfs niet in een kermistent of het heeft een functie. Het knappe is bovendien dat alle romantechnische aspecten (structuur, motieven, leidmotieven enzovoort) ondergeschikt blijven aan het verhaal.
‘Een dasspeld uit Toela’, het al eerder genoemde essay van Maarten 't Hart eindigt als volgt: ‘Ach, wanneer zal die jongeman - een jongedame mag trouwens ook - de hof onzer letteren binnentreden met zijn dasspeld uit Toela in de vorm van een bronzen pistooltje?’ 't Hart verwijst daarmee naar Dode zielen van Gogol, waarin in de eerste alinea's zo'n jongeman voorkomt maar verderop in het verhaal niet meer wordt genoemd en dus geen functie heeft, volgens 't Hart. In Opmerkingen van de auteur naar aanleiding van het eerste deel geeft Gogol overigens duidelijk aan welke functie hij aan de vele details geeft, waarom hij overeenkomsten en spiegelingen opneemt. Als Maarten 't Hart die dasspeld, notabene ook nog in de vorm van een pistooltje, nu eens uitreikt aan Wanda Reisel?
■