Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Hans Bouman & Ed van EedenIn 1991 zal het tweehonderd jaar geleden zijn dat Wolfgang Amadeus Mozart overleed. Er is weinig fantasie voor nodig te bedenken dat zijn composities daarom in veelvoud zullen worden opgevoerd. Misschien zal naast deze verplichte nummers echter ook een nieuw geluid te horen zijn: een vervolg op Die Zauberflöte, de opera die Mozart schreef op een libretto van Emanuel Schikaneder en die in 1791 in première ging. Johann Wolfgang von Goethe verzorgde al in 1794 de dramaturgie en het decorontwerp bij de opvoering van Mozarts stuk in het Hoftheater te Weimar. Hij stond echter zeer afkeurend tegenover de geforceerd gelukkige afloop van de opera en begon aan het schrijven van Der Zauberflöte, Zweiter Teil. Hoewel hij al zijn invloed aanwendde en zelfs tot in Wenen zocht, vond hij geen enkele componist van naam bereid muziek bij zijn verhaal te leveren: Mozarts lijk was nog maar net koud en niemand wilde met een vervolg op zo'n beroemd kunstwerk de risee van de muziekgeschiedenis worden. Het gevolg daarvan is dat twee eeuwen later Goethes tekst nog steeds onaf en zonder muziek is. Als het ligt aan Martin van Amerongen, hoofdredacteur van De Groene en Rob van der Hilst, hoofdredacteur van het klassiekemuziekinformatieblad Mens en Melodie, verandert dit snel. Onafhankelijk van elkaar kwamen deze heren bij de voorbereidingen van 1991 op het idee ‘iets te doen met Goethes Zauberflöte’ en na de ontdekking van elkaars plan hebben zij zich gezamenlijk op de verwezenlijking ervan geworpen. Inmiddels is het Brabants Orkest geïnteresseerd in de opvoering, is Goethe-kenner Boudewijn Büch aangezocht het libretto van de Meester af te maken en zijn met componisten als Theo Loevendie, Krysztof Penderecki en Luciano Berio besprekingen gaande over de muziek. Rob van der Hilst is zeer enthousiast over Goethes Zauberflöte, die hij ‘prachtig van prosodie en verhaalkracht’ noemt. Hij heeft alle vertrouwen in de goede afloop van het project: ‘Het idee begint steeds meer vaders en moeders te krijgen en is zo langzamerhand niet meer te stoppen. Mijn enige zorg is dat we het niet afkrijgen voor 1991: we hadden hier eigenlijk vijf jaar geleden mee moeten beginnen.’
‘Dubbel goed nieuws bij Dubbeldrank! Een dubbel romantische Dubbelroman van de populaire schrijver Konsalik.’ Met deze ondubbelzinnige woorden kondigt de firma Riedel de ‘dubbeldikke, gebonden editie’ aan van Waar de palmen ruisen en Terugkeer van Angela, goed voor vele uren ‘dubbel genieten’. Met of zonder inlevering van Dubbeldrankstreepjescodes kunnen Dubbeldrankdrinkers zich deze unieke uitgave al dan niet met korting verwerven via de frisdrankfabriek of een supermarkt. Volgens Marijke Bartels, directeur van Konsaliks Nederlandse uitgever De Boekerij, betreft het hier twee titels die al enige tijd niet meer leverbaar zijn en speciaal voor de Dubbeldrankactie zijn verkocht. Riedel heeft ervaring met dit soort campagnes, vertelt promotiechef Van den Brand: ‘Vorig jaar brachten we een dubbelelpee met romantische sfeermuziek, ook voor Dubbeldrank. Onze acties zijn steeds eenmalig en ondubbelzinnig gericht op ons produkt, zoals ditmaal blijkt uit het boekomslag met die twee vruchten die door een Cupidopijl aan elkaar zitten. Het thema moet passen bij dat van Dubbeldrank.’ Wat is dan wel het thema van Dubbeldrank? ‘De mooiste vruchten vinden elkaar in Dubbeldrank.’
Op gezette tijden laten de zogenoemde ‘Grote Drie’ van de Nederlandse literatuur - W.F. Hermans, Harry Mulisch en Gerard Reve - zich met gepaste neerbuigendheid over elkaar uit. Vorige week was het in het Vlaamse weekblad Humo de beurt aan Harry Mulisch. In een interview, eigenlijk gewijd aan het fenomeen bewondering, kwalificeert Mulisch het werk dat Reve na De avonden, Werther Nieland en De ondergang van de familie Boslowits heeft geschreven als ‘knoeien’. En over Hermans: ‘(...) Hij kan het blijkbaar niet beter dan in De donkere kamer van Damokles. Nou ja, er kan nog van alles gebeuren, hij heeft nu toch die ervaring gehad (lacht). Weet hij weer waarover te schrijven. Want die maakt vanzelfsprekend niets mee, daar in Parijs. Misschien heeft hij, met die aanrander, zijn eerste echte ervaring sinds de oorlog gehad (lacht). Misschien kan hij het produktief maken.’ Als het om het produktief maken van ervaringen met belagers gaat, kan Mulisch zelf ook een aardige duit in het zakje doen. Weliswaar is hij niet met een bijl bejegend, maar scheldkanonnades, dreigbrieven, ingegooide ruiten en brandstichting in het portaal van je woning zijn ook niet niets. Gaat Mulisch zijn eigen ervaringen literair verwerken? De schrijver, in een telefonisch commentaar: ‘Het is niet zo dat ik een verhaal over een brandstichter ga schrijven, maar op de een of andere manier kan die ervaring te pas komen. Ik kan het nu bij voorbeeld hebben over iemand die belaagd wordt, want ik weet hoe men zich dan voelt. Ik hoop voor Hermans dat zijn ervaring positief werkt. Je kunt er natuurlijk ook zo'n trauma aan overhouden dat het je verlamt. Neem de oorlog: die heeft sommige mensen verlamd maar anderen juist weer niet.’ Zijn ervaringen met belager Eduard Meijer hebben bij Mulisch, getuige het voor deze lente aangekondigde verhaal ‘Het beeld en de klok’, allerminst blokkerend gewerkt. ‘Welnee, dat wil dat soort mensen juist. Hun uiteindelijke bedoeling is je dood. Dat zag je bij die aanrander van Hermans nog duidelijker.’
Woedend zijn de Amerikaanse psychoanalytici op de historicus Peter Gay. Deze Freud-biograaf vertaalde in 1981 voor Harper's magazine een tot dan toe onbekende recensie van Freuds Traumdeutung door een tijdgenoot van de Weense grondlegger van de psychoanalyse. Freud-vorsers stortten zich dankbaar op deze aanvulling en baseerden er hun artikelen op - totdat duidelijk werd dat het hier een spoof betrof. Gay had de neprecensie geschreven voor de serie ‘Revisions’ van Harper's, waarin eerder onder anderen I.F. Stone het werk van Plato besprak alsof het zojuist was verschenen. Dat was de meeste psychoanalytici echter ontgaan. ‘Een vals document is als een computervirus.’ aldus een andere Freud-biograaf tegen The New York Times. ‘Het gaat de literatuur binnen en vermenigvuldigt zich.’ Lewis Lapham, hoofdredacteur van Harper's, beroept zich op het feit dat zijn blad nu eenmaal op een literair publiek is gericht, niet op wetenschappers. Bovendien zouden de diverse anachronismen in het artikel evenzovele hints voor de lezer moeten zijn. ‘Zo noemt de recensent Freud bij voorbeeld de laatste Romanticus. Dat zou in een medisch tijdschrift nooit gebeuren, zeker niet in die tijd,’ aldus Lapham. Gay is na verschijning van zijn ‘vertaling’ door verschillende psychoanalytici om een kopie van het Duitse origineel gevraagd. Een van hen: ‘Hij schreef terug dat het een grap was en dat ik beter had moeten weten. Maar als psychoanalyticus weet ik dat grappen een betekenis hebben. Wat is dan de betekenis van deze grap? Dat weet alleen Gay - en misschien zijn psychiater.’
Toen Raymond Chandler in 1959 stierf liet hij een eerste hoofdstukje na van een boek waarin private eye Philip Marlowe gaat trouwen (met Linda Loring uit The Long Goodbye) en waarin hij gedwongen lijkt te worden zijn werkterrein te verplaatsen naar Palm Springs, het oord waar de superrijken wonen. Het boek zou gaan heten The Poodle Springs Story. het is een klein, fascinerend stukje dat de vele Chandlerfans altijd heeft geïntrigeerd. Uit een interview in The Guardian blijkt dat Robert S. Parker bezig is (met een contract op zak) het boek af te maken. Parker, in zijn eerste boeken sterk beïnvloed door Chandler, is schepper van de Bostonse private eye Spenser, in Amerika en Japan uiterst populair (‘Van de royalties van mijn Japanse vertalingen kan ik de rest van mijn leven stil leven’). Elke dag schrijft hij vijf bladzijden Parker-Chandler met de bedoeling in maart een boek van driehonderd pagina's af te hebben dat aan het eind van dit jaar moet verschijnen. Niets is meer heilig! |
|