Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneHet verbranden van boeken heeft in deze tijd van massacommunicatie alleen nog maar een symbolische betekenis, maar sinds de jaren van het fascisme is het wel een symbool met de kracht van een taboe. Het bericht dat duizend moslims in het Engelse Bradford waren overgegaan tot een ‘officiële verbranding’ van Salman Rushdies omstreden roman The Satanic Verses, haalde dan ook moeiteloos de voorpagina's. In de verslagen van het incident werd islamitisch fanatisme afgewisseld met pure Engelse hypocrisie: een woordvoerder van W.H. Smith, de Engelse AKO, meldde dat zijn bedrijf het boek in Bradford uit de handel had genomen, niet omdat men gevoelig was voor de vele bedreigingen, maar omdat het boek domweg niet verkocht. ‘Maar W.H. Smith geeft tegelijkertijd toe,’ zo meldt NRC Handelsblad van 16 januari, ‘dat ze benaderd is door de plaatselijke politie, die bang was dat er rellen zouden uitbreken over Rushdies werk.’ The Satanic Verses is niet godslasterlijk, al was het alleen maar omdat alle passages over Mohammed gedroomd worden door de schizofrene Indiase acteur Gibreel. Niet dat het ertoe doet, want wie de berichten over deze affaire volgt, begrijpt dat het overgrote deel van de gekwetsten en beledigden het boek helemaal niet gelezen heeft en ook niet van plan is het ooit nog ter hand te nemen. De collectieve haat tegen Rushdies werk fungeert als bindmiddel voor een groep immigranten van wie de culturele identiteit bedreigd wordt. De linie van Moslim Organisaties protesteerde al tegen het boek bij minister Hurd, eiste strafrechtelijke vervolging van Rushdie en vernietiging van alle exemplaren van het boek, omdat het zou aanzetten tot rassenhaat en geweld. Het zou gemakkelijk zijn de hele affaire af te doen als de religieuze hysterie van mensen die te ver van ons afstaan om ze te begrijpen, als het allemaal niet zo veel gemeen had met een rel die ons eigen land ongeveer een jaar geleden op zijn kop zette: de zaak-Fassbinder. Ook in die affaire werd geprobeerd een literair werk te verbieden, ook Het vuil, de stad en de dood zou aanzetten tot rassehaat (antisemitisme), ook toen konden de gekwetsten slechts met de grootste moeite worden overgehaald kennis te nemen van de inhoud, ook dat stuk werd uiteindelijk van de planken gehaald, niet omdat het stuk antisemitisch zou zijn, maar uit angst voor onlusten. Wat de tegenstanders van Rushdie nu proberen, lukte de actievoerenden van toen: het toneelstuk van Fassbinder werd niet in het openbaar opgevoerd. Daarna werd alle retoriek over ratten die uit hun holen zouden kruipen op pijnlijke wijze tenietgedaan door de acteur Jules Croiset, die in zijn eentje verantwoordelijk bleek voor heel het oplevend antisemitisme in Nederland. Maar toen was het al te laat; het volksgericht tegen Fassbinder en zijn stuk was reeds voltrokken. Je zou dan ook verwachten dat de betrokkenen nu, ruim een jaar na de affaire, blijk zouden geven van een zekere ontnuchtering, dat er sprake zou zijn van een aanzet tot zelfinzicht. Helaas, niets daarvan. De serie artikelen ‘Het vervolg op...’ in NRC Handelsblad opende met een stuk van Maarten Huygen over hoe het verder ging met de mensen die de opvoering van Het vuil, de stad en de dood wisten te verhinderen. Als ik het goed begrijp, heeft de affaire-Fassbinder alleen maar goede dingen voortgebracht. Ik dacht dat ik wist wat zelfgenoegzaamheid was, maar kamervoorzitter Dolman geeft het begrip een nieuwe dimensie: ‘Er kwam een grote maatschappelijke reactie en daar is men van geschrokken. Het heeft dus geholpen.’ Volgens L.B van de Kamp, rabbijn bij de joodse gemeente Amsterdam, hebben de jongeren bijgedragen tot een nieuw joods zelfbewustzijn. ‘Dat is belangrijker dan het al of niet opgevoerd zijn van het stuk van Fassbinder. We hebben gezien dat er joodse jongeren zijn die ook heel bewust joods zijn en die daarvoor het toneel op klimmen. Dat beeld van de lammetjes naar de slachtbank is een fabeltje.’ Ook in de ogen van B. Friedberg, een van de organisatoren van het actiecomité Alle Cohens aan dek, heeft alles zich uiteindelijk ten goede gekeerd. Aan de vergrijzing van de joodse gemeenschap lijkt een einde gekomen. ‘Men verkeerde op een doodlopende weg. Mensen met initiatieven werden over het hoofd gezien. Het protest tegen Fassbinder werkte als een katalysator om dat te doorbreken.’ Ik hoop maar dat Friedberg letterlijk geciteerd werd, want in zijn laatste zin verspreekt hij zich; hij impliceert dat het protest tegen Fassbinder slechts een middel was en niet een doel. Een nieuw zelfbewustzijn: op de foto die werd afgedrukt bij het artikel houdt een van de demonstranten tegen de opvoering een spandoek omhoog waarop KUNSST geschilderd staat, met het SS-teken. In de affaire-Fassbinder is er eigenlijk maar één slachtoffer: Fassbinder zelf. Alle anderen gaat het goed; de jonge joodse demonstranten hebben een nieuwe identiteit gekregen, de regisseur van het omstreden stuk mag zijn leven lang toneelstukken over het fascisme regisseren bij Toneelgroep Amsterdam, de toneelspeler Croiset werkt hard aan zijn come-back. Maar voor ieder boek dat verdwijnt, krijgen we weer een ander terug. Jules Croiset (‘ik ben dader en slachtoffer tegelijk’) heeft op de televisie en in de kranten laten weten dat zijn verhaal over de affaire, ondanks de afwijzing op het laatste moment van twee uitgeverijen, binnenkort in de boekhandel zal liggen: Met mijn ziel onder mijn arm. ‘Hij hoopt snel voor de rechter te verschijnen,’ aldus NRC Handelsblad, ‘want zijn artistieke werk is geblokkeerd geraakt door de strafzaak.’ Zoiets heet een gotspe. |
|