Geen symbolen!
Op een feestje voor mijn zestiende verjaardag kreeg ik ooit het volgende raadsel op: ‘Hoe krijg je een banaan recht?’ Ik had geen idee, maar louter door het stellen van die vraag werd de banaan ineens uitermate mysterieus. Des te teleurstellender was dan ook het hilarische antwoord: ‘Met een pruim!’ Niet zozeer de obsceniteit stootte me af, maar vooral de platvloersheid van die vergelijking zelf. Teruggebracht tot een symbool met een conventionele betekenis was de banaan zijn mysterie in een klap weer kwijt.
Dit voorval schoot mij te binnen dankzij het onlangs in het Nederlands uitgebrachte boek over de Belgische schilder René Magritte van Harry Torczyner René Magritte, tekens en beelden (Meulenhoff/Landshoff, 277 p., f 79, -). Ik vind de schilderijen van Magritte zelden mooi, maar wat is er eigenlijk tegen lelijke kunst als die je laat kennismaken met zulke wonderlijke en ongekende werelden?
Uit de vele geschriften en brieffragmenten in dit boek wordt duidelijk dat Magritte met zijn schilderijen één hoofddoel nastreefde: het oproepen van het mysterie. Daartoe gaf hij de voorwerpen hun waarde als voorwerp terug waarmee hij vanzelfsprekend allerlei mensen bruuskeerde die niet naar een schilderij kunnen kijken zonder zich onmiddellijk het hoofd te breken over wat het aan symboliek, allegorie, idee et cetera in zich bergt. In een brief uit 1964 aan het Museum voor Moderne Kunst te Brussel schrijft hij de veelzeggende woorden: ‘Ik heb met belangstelling de tentoonstelling La Part du Rêve (Een stuk droom) gezien en ik vond haar heel geslaagd. Ik moet echter op één fout wijzen: er ligt een notitie in een vitrine waarop de voorwerpen afgebeeld op mijn schilderijen met “symbolen” worden aangeduid. Ik zou het op prijs stellen als u dat wilt corrigeren. Hier is sprake van voorwerpen (belletjes, luchten, bomen et cetera) en níét van symbolen.’
Volgens Magritte waren niet de bijzondere maar juist de alledaagse voorwerpen (waartoe hij overigens ook mensen rekende) het allerbest in staat het mysterie op te roepen. Een brandend kind, zegt hij, grijpt ons immers veel meer aan dan de zelfvernietiging van de een of andere verre planeet. Dat is er dan ook de reden van dat hij voornamelijk vertrouwde voorwerpen op zijn schilderijen neerzet die van huis uit niet direct iets geheimzinnigs uitstralen, maar eenmaal gerangschikt volgens zijn volstrekt logische en tegelijkertijd onbegrijpelijke ordeningsprincipe inderdaad zorgen voor allerlei mysterieuze verrassingen. Ondertussen moet men van het woord mysterie niet te vlug de kriebels krijgen. Hooguit kun je zeggen dat elk geslaagd kunstwerk een geheim dient te bevatten en dat zijn streven in die zin niet zó ver verwijderd is van het streven van elke andere goede kunstenaar, als hij ons wil doen geloven. Alleen: bij Magritte kreeg dit streven monomane proporties. Maar omdat hij geenszins van mening was dat mysterie en rede elkaar uitsluiten, hebben zijn schilderijen gelukkig nooit iets etherisch en zijn zij zelden gespeend van een zekere humor. Behalve een buitengewoon gevoel voor de kracht van het beeld, had hij een fijnzinnig taalgevoel, wat het lezen van dit boek minstens tot zo'n groot genot maakt als het kijken. Zijn grootste verdienste evenwel lijkt mij de uitvinding van het woord paardejam, een woord qua klank niet veel ongewoner dan paardetram, maar met zulk een krankzinnig associatief vermogen dat men er nachten lang op kan teren.
CM