Goethe ondergedoken
Een etage van Herengracht 401 was in de oorlog zowel trefpunt als onderkomen van een aantal jonge intellectuelen, Duitsers en Nederlanders, die vanwege ras of politieke gezindheid door de Nieuwe Orde nicht erwünscht waren. Een van hen was een joodse leerling van een internationale Quakerschool in Drente die veertien was toen de oorlog uitbrak: Claus Vinctor Bock (geboren 1926), schrijver van Untergetaucht unter Freunden. Ein Bericht. Amsterdam 1942-1945 (of eerst de jaartallen en dan de plaatsnaam? Omslag en schutblad hebben een verschillende titel!). Het is een uitgave van Castrum Peregrini Presse, Amsterdam 1989(!) (162 p., f 25, -). Het gaat over een groep vrienden en kennissen van wie sommigen ondergedoken zaten, anderen een hachelijk bovengronds bestaan leidden, al dan niet met dubieuze papieren. Behalve hun aversie tegen het Derde Rijk hadden ze een hartstocht voor literatuur gemeen, inzonderheid voor Duitse poëzie. Dichters als Wolfgang Frommel en Percy Gotheim die omkwamen in Neuengamme, behoorden tot de kring. Vrouw des huizes aan de Herengracht was de kunstenares Gisèle Waterschoot van der Gracht aan wier onverschrokkenheid haar gasten heel wat te danken hadden. In die tijd van Umwertung aller Werte hield veel van wat altijd had vastgestaan als een huis plotseling geen stand meer, zeker niet Goethes wijsheid Böse Menschen haben keine Lieder. Terwijl buiten de Duitse soldaten hun marsliederen zongen, werden achter de dichte gordijnen op de derde verdieping van Herengracht 401 Duitse gedichten gelezen, voorgedragen, geschreven. Daar hield men zich staande door het geloof dat die poëzie en niet de geperverteerde nazi-versie het eigenlijke Duitsland was. De flaptekst wil de lezer doen geloven dat hier geenszins sprake was van een vlucht uit de werkelijkheid. Men stelde alleen een andere werkelijkheid tegenover die van de
buitenwereld. Heraclitus zei dat de oorlog de vader is van alle dingen. Hij maakt dezen tot goden, genen tot mensen, anderen tot slaven. En nog weer anderen kennelijk tot dichters en dromers. Of die nu de werkelijkheid ontvluchtten of niet, is een vraag waarover kan worden getwist. Maar zelfs indien dat wel het geval was, wat dan nog? Is vluchten uit zo'n grausame realiteit geen legitieme vorm van zelfverdediging? Natuurlijk verleende de poëzie geen werkelijke vrijstelling van wat gebeurde. Sommige vrienden kwamen om en op een avond stond de Grüne Polizei in huis. Dat was op 15 oktober 1944, de honderdste geboortedag van Nietzsche die zijn hart had vastgehouden bij de gedachte dat morele dégénérés zich op zijn Uebermensch-idee zouden werpen. Het is nauwelijks aan te nemen dat de politieofficier daaraan dacht, maar wel verklaarde hij om onbegrijpelijke reden alles in Ordnung en vertrok met zijn mannen. Untergetaucht is een sympathiek boek.
JM