Een clichématige zeepbel
Roman van de zeventienjarige Christine Aventin
Het hart op zak door Christine Aventin Vertaling Ton Luyben Uitgever Manteau, 174 p., f 19,90
Rudi Wester
Grote interviews met de zeventienjarige schrijfster in dag- en weekbladen, camera's die inzoemen op de vader die prikkelende passages uit het werk van zijn dochter voorleest, foto's van haar oer-Belgische omgeving met een wapperend wasje aan de lijn: het zal weinig mensen ontgaan zijn dat er kennelijk een wereldwonder in België is geschied. Er is een heuse schrijfster opgestaan die op haar zestiende een heuse roman gepubliceerd kreeg bij de grote Franse uitgeverij Mercure de France, die met tienduizenden nog werd verkocht ook. De schrijfster heet Christine Aventin en het gaat om de roman Le coeur en poche. Maar de grote vraag is of al die interviewers het boek, waarvan zij de maakster zo driftig portretteerden, eigenlijk wel gelezen hebben. Want het is een flinterdunne, enorme zeepbel vol clichés. Nu hoeft men van een zestienjarige romancière ook geen grootse dingen te verwachten - hoewel, de Franse Marie Ndiaye was ook zestien toen ze het zeer doordachte, onberispelijke De jonge Z schreef - maar om Aventin nu meteen als ‘de nieuwe Sagan’ te afficheren en ons die onzin door de strot te duwen, gaat ook weer te ver. Want wat is nu het ‘nieuwe’ en ‘fantastische’ aan Het hart op zak, zoals de Nederlandse (nou ja, daarover straks meer) vertaling luidt? Dat een jonge schrijfster als onderwerp van haar roman de dochter van een hóér gekozen heeft. Zo zo, nou nou. Alsof er tegenwoordig geen televisie bestaat waarop om de haverklap hoeren ons kond doen van de geneugten en droefenissen van het vak. Alsof niet elke, zichzelf enigszins respecterende uitgever een hoerenboek in zijn fonds doet. Alsof ook niet in België vele alkoofjes rood oplichten. En alsof zestienjarigen dus geen ogen hebben om te zien en geen oren om te horen. Goed, maar dan moet het boek nog geschreven worden. En wat dat betreft kan Christine Aventin
weinig euvel worden geduid. Ze heeft een vlot, goed lopend verhaal in consequent toffe stijl afgeleverd dat je binnen een uurtje uit hebt, zodat je tenminste nog tijd over hebt om een goed boek te lezen.
Er is geen cliché vermeden in Het hart op zak. Hoer die door pooier (‘Hij droeg een enorm gouden zegelring en een zware zilveren schakelarmband’) in elkaar geslagen wordt? Het staat erin. De dochter die bij zichzelf ook een hoerenmentaliteit constateert? De collega's van de moeder, allemaal van het type ruwebolster-blanke-pit? De zoektocht naar de onbekende vader? Ons wordt niets bespaard. Zelfs niet de Turken en Marokkanen die allemaal praten als: ‘Jij tof, Ali geven pof. Jij later betalen als jij poen hebben.’ De hoofdpersoon, de vijftienjarige lefmeid Alexie Lecler, is zo nu en dan heus wel aandoenlijk als ze op haar brommer door Parijs scheurt of als zij, wanneer haar moeder aan de gevolgen van de knokpartij met haar pooier overleden is, bij familie in de provincie gedropt wordt. Maar de tear jerker aan het eind is inderdaad om te huilen. Van ellende dan, om zoveel misbaksel. Want dan vindt Alexie haar vader terug. Natuurlijk, hoe kan het anders, in de gevangenis omdat hij een agent omgelegd heeft. Een Pool, met de typisch Poolse naam Bogdan Quickerowa. ‘Ik had besloten hem te nemen zoals hij was. Jammer dat hij lelijk was, stom, niet in staat hartstochtelijk van mij te houden. Jammer dat hij leek op een aap in een kooi, mijn lieve papa. Ik was niet langer meer de dochter, het kind van tweeduizend vette, stinkende hoerenlopers.’ Eind goed, al goed en als er geen tralies geweest waren, zouden ze elkaar in de armen gevallen zijn.
Ook de vertaling doet, zoals het bovenstaande fragment al doet vermoeden, geen goed aan het geheel. Gallicismen als ‘parlofoon’, ‘Je bent gisteravond naar het politiebureau moeten komen’ of ‘Je hebt mooi vragen om alles te laten schieten’ mogen toch echt niet voorkomen in een roman waar copyright ‘voor de Nederlandse taal’ op zit. Noch zinnen als: ‘Zonder dat ik het wilde, voelde ik medelijden met hem, want ik vond dat een nutteloos, onpraktisch gevoel.’ Maar genoeg. Laat Christine Aventin haar talenten, die ze ongetwijfeld heeft, maar liever loslaten op een minder modieus gegeven. Iemand die Sartre, Yourcenar, Camus en Colette tot haar lievelingsauteurs rekent, moet dat toch kunnen.
■