Parallelactie
Musil heeft Ulrich een jaar vakantie van het leven gegeven om hem in deze zorgeloze positie een gedachtenexperiment te laten uitvoeren: hij moet uitvinden hoe de wereld eruitziet als men er geen banden mee heeft en dus alles wat gedacht en gedaan wordt kunt bekijken en beoordelen. Het beeld dat we dan krijgen is ontluisterend. De Parallelactie blijkt lucht en het produkt van persoonlijke ijdelheden, van nationale hoogmoed en van grote en kleine belangen. In de salon van Diotima, de dame die zich heeft opgeworpen als het centrum van actie, ontstaan ‘ideeën’ die maar niet tot leven willen komen omdat ze niet uit het leven zijn voortgekomen, maar uit personages die nog slechts figureren in een cultuur die zichzelf heeft overleefd. Wanneer Ulrich geen vakantie van het leven had gehad, maar genoodzaakt zou zijn als iedereen aan het leven deel te nemen, dan zou hij een hels talmend leven hebben geleid: hij zou op talloze momenten aarzelen met het nemen van een besluit omdat een besluit nemen zou betekenen dat hij een onderdeel wordt van deze ten dode opgeschreven cultuur. Maar ondertussen bestaat de roman uit de ironische evocatie van de moraal, de principes, de waarden, de ideeën, de tradities van die cultuur, gesitueerd in de individuele zielen van personages: de salonhoudende dame met hogere aspiraties Diotima, de geestelijke vader van de Parallelactie graaf Leinsdorf, de onnozole generaal Stumm, de procuratiehouder maar zich directeur noemende Leo Fischel, Ulrichs jeugdvriend Walter, de op rand van de waanzin levende Clarisse, de moordenaar met geheime gaven Moosbrugger, Ulrichs tijdelijke maîtresse Bonadea, de jeugdige prenazi Hans Sepp, de industrieel-schrijver Arnheim. In hen komen ook de maatschappelijke structuren samen waar ze een onderdeel van zijn. Daardoor begrijpen we waarom Ulrich een ‘hypothetisch’ of ‘essayistisch’ leven wil leiden dat ‘precies’ is en niet van compromissen en
‘onnauwkeurigheid’ aan elkaar hangt.
De man zonder eigenschappen illustreert de vruchtbaarheid van het aarzelen, omdat aarzelen (de edele tirannie in iemand die als Ulrich met ‘mogelijkheidszin’ is begiftigd) de noodzaak oproept tot grondige overdenking. Literatuur in het algemeen, en De man zonder eigenschappen in het bijzonder, is grotendeels het verslag van aarzelingen, scrupules, morele overwegingen, remmingen, inhibities waarmee wordt voorkomen dat het leven eruit gaat zien zoals men niet wil. Musils roman is een kolossale allegorie van de utopie van het precieze leven. In het nu in vertaling uitgekomen tweede deel van het eerste boek (in de Duitse editie zitten ze in één band) maakt Musil nog meer ruimte voor de industrieel-schrijver Arnheim dan in het eerste, omdat hij de tegenstelling Arnheim-Ulrich wil toespitsen. In het eerste deel heeft hoofdstuk 62 (over de utopie van het essayisme) een centrale plaats, in dit tweede deel is het hoofdstuk 86 waarin alles op zijn duidelijkst wordt gezegd: ‘De koninklijke koopman en de belangenfusie ziel-zaken. Of: Alle wegen naar de geest gaan uit van de ziel, maar niet één voert ernaar terug.’ Dit is het hoofdstuk over de borst van Arnheim, waarin schijnbaar twee zielen (schrijver-koopman) zitten, maar hoeveel geest hij ook zegt te hebben en hoe hij zich ook verwant voelt met Diotima's ‘grote dingen’, al zijn wegen leiden uiteindelijk zonder meer tot het voordeel dat ze de
Vervolg op pagina 4