Van Saulus naar Paulus
Afgelopen jaar ging er een schok door de elektronische kerk. Het was niet de eerste keer dat een televisiedominee in opspraak was geraakt, maar wie had zoiets nu van Jimmy Swaggart verwacht? Had hij niet een paar maanden eerder zijn collega Jim Bakker, wiens financiële en erotische misstappen waren uitgekomen, een ‘kankergezwel’ genoemd, dat van het lichaam van Jezus Christus moest worden afgesneden? Nu bleek hij zelf bepaalde huizen in New Orleans te hebben bezocht. De twintig minuten durende publieke boetedoening van Jimmy Swaggart was een televisiedrama zonder weerga. Nooit tevoren hebben krokodilletranen zo overtuigend geblonken. De val van Swaggart en Bakker heeft ook hun grote broer Pat Robertson geen goed gedaan. De schandalen gaven diens presidentskandidatuur, toch al geen serieuze bedreiging voor Bush, waarschijnlijk de nekslag. Dit neemt niet weg dat deze Robertson in de jaren zestig een miljoenenbedrijf heeft opgebouwd: het Christian Broadcasting Network, ‘dat miljoenen aan radio en beeldbuis kluisterde’. De Leidse historicus A. Lammers, van wie deze niet bijster oorspronkelijke bijzin is, raakte geïntrigeerd door het fenomeen Pat Robertson. Toen hij zich erin verdiepte, stootte hij op een ‘lange traditie van evangelisten en opwekkers’, die begon bij Charles G. Finney, begin negentiende eeuw. Deze nieuwlichter van de frontier, die de gewoonte had zich met gebalde vuisten voor zondaars te posteren, introduceerde de bidstonden en de boetebank (waarin bekeerlingen dienden plaats te nemen); hij begon er ook mee de namen van in de kerk aanwezige zondaars te noemen. In Helden van het geloof. Amerika in de greep van de dominees (Balans, f 27,50) schetst Lammers de levensloop en religieuze praktijken van acht evangelisten. Tussen nummer een, Finney, en nummer acht, Robertson, treffen we ‘drijvers en dwepers’ als
Dwight L. Moody (die tweehonderd huisbezoeken per dag aflegde en zelfs de jonge Abraham Kuyper tot zijn bewonderaars mocht rekenen), Billy Sunday, (de honkballer-dominee uit het begin van deze eeuw, die zich tijdens de opwekkingsbijeenkomsten liet begeleiden door een swingend orgel) en Billy Graham (de ex-borstelverkopende radio-evangelist, die echter ook een keer vanuit een vliegtuig preekte), maar óók een PPR-achtige dominee als Rauschenbusch, de liberale theoloog Niebuhr en Martin Luther King aan. Uit niets blijkt dat Lammers dit provocerend heeft bedoeld. Drie bezwaren. Het is jammer dat Lammers weinig aandacht besteedt aan hun publiek. Bij hen moet toch een belangrijk deel van de verklaring voor hun succes worden gezocht. Wat verder opvalt is de argeloosheid waarmee Lammers met zijn bronnen lijkt om te gaan. Autobiografische geschriften worden geparafraseerd alsof het feitelijk materiaal betreft. Lammers is ook geen groot stilist, zoals het citaatje over ‘beeldbuis’ en ‘kluisteren’ al heeft duidelijk gemaakt. In Helden van het geloof wordt ijzer met handen gebroken, staan zaken als een paal boven water en is zelfs ergens schraalhans keukenmeester. Gelukkig staat er ook wat tegenover; het boekje attendeert op een aantal interessante constanten (zo hebben alle evangelisten de Saulus-Paulus-overgang doorgemaakt) en biedt heel wat treffende, komische anekdotes.
AvI
Aan deze pagina werkten mee: Ad van Iterson, Diny Schouten, Rudi Wester, Joost Zwagerman.