Merkwaardige wetten
‘Als u de blaadjes aan een willekeurige boom telt, hoe groot is dan de kans dat het eerste cijfer van dat aantal een 1 is? Veel groter dan 1 op 9, namelijk bijna 1 op 3. En de kans dat het aantal inwoners van uw woonplaats met een 1 begint? Ook bijna 1 op 3. Het klinkt als waanzin, maar het is een wiskundige wet: de wet van Benson.’ Aldus Hans van Maanen in zijn bundel De wet van... (Boom, 128 p., f 19,90), waarin achtentwintig bekende en minder bekende wetten uit de exacte wetenschappen worden besproken. De afzonderlijke stukjes verschenen in de loop van 1987 en 1988 in tweewekelijkse afleveringen in het Haarlems Dagblad. Van Archimedes (220 voor Christus) tot Parkinson (1957) wordt de lezer op heldere en soms vermakelijke wijze herinnerd aan wat hij vermoedelijk ooit wel eens preciezer geweten heeft. De inhoud en betekenis van de wetten wordt begrijpelijk uitgelegd en daarnaast is er ruimte voor enige achtergrondinformatie over de betreffende geleerde en zijn omgeving. Opvallend daarbij is hoe dikwijls die omgeving aanvankelijk afwijzend reageerde op het nieuwverworven inzicht. De wet van Einstein bijvoorbeeld: ‘De bewegingsenergie van het uittredende elektron is gelijk aan de energie van het foton, minus de uittreearbeid.’ Niemand wilde dat geloven, ook Max Planck niet. Het werd tot in de jaren twintig beschouwd als een uitglijder van de verder zo briljante Einstein. Of Avogadro, die al in 1811 beweerde dat ‘gelijke volumes gas onder dezelfde omstandigheden evenveel moleculen bevatten’. (Dit houdt in dat een licht gas als waterstof of een zwaar gas als kooldioxide in eenzelfde ruimte evenveel gasmoleculen bevat. Het gewicht verhoudt zich tot de dichtheid.) Pas toen een andere Italiaanse scheikundige tijdens een congres in 1860 demonstreerde wat er via het inzicht van Avogadro bereikt kon worden, ontstond er enige serieuze belangstelling voor. En kent u de wet
van Murphy (1949?) Deze luidt als volgt: ‘Wat mis kan gaan, gaat mis.’ De identiteit van deze Murphy is niet helemaal duidelijk. In een boekje over de wet meldt Arthur Bloch dat Murphy vliegtuigingenieur was op een luchtmachtbasis in Californië. Hij stelde als eerste wetenschappelijk vast dat van de benodigde onderdelen (n) altijd één te weinig (n - 1) voorradig is. Van Maanen legt een verband met de wet van Bomans (‘de beschuit valt altijd met de beboterde kant op het tapijt’) en met die van Klipstein (‘op maat geknipte draadjes zijn te kort’). Volgens O'Toole is Murphy dan ook een optimist. Kan het zijn dat zijn identiteit minder schimmig is dan Van Maanen meent? Beckett heeft deze optimist met levensovertuiging ‘n - 1’ al in de jaren dertig in een tragikomische roman beschreven.
NM