Treincoupéwijsheden
Wat je jammer zou kunnen vinden, is dat Bezorgde ouders de ontroering mist van De avonden. Hoevele keren Treger ook zijn ogen vochtig voelde worden (Treger is op vermoeiende wijze in staat om op elk gewenst moment met ‘verzonnen films van eigen makelij’ de eigen tranen op te roepen) ditmaal hebben ze geen verlossende kracht. Te vermoeden valt dat dat komt omdat de schrijver, anders dan tegenover Frits van Egters, niet begaan is met het veel zieliger geval van Hugo Treger, een ‘overjarige nicht’ voor wie geen verlossing meer mogelijk lijkt. Sterker: in het boek fungeert op de achtergrond een verteller, die op niet mis te verstane wijze Treger schetst als een bangelijke man die zich in winkels niet gewenste aankopen op laat dringen, en hem uitlacht om zijn ‘zwetsbetogen’ en ‘treincoupéwijsheden’, de lezer overredend om hetzelfde te doen. Het is gek om hem becommentarieerd te zien, en de schrijver moet er meer mee voorhebben dan alleen het rechtzetten van Tregers aanvechtbare en voor de wet verboden redeneringen over blank en zwart: hij is tamelijk letterlijk boven het (zoals de flaptekst inlicht) ‘goeddeels historische verhaal’ gaan staan. Het werkt als een nieuw en bevrijdend element.
Als Bezorgde ouders desondanks onophoudelijk sterk aan De avonden doet denken, is het omdat Reve zich met fabelachtige meesterhand van de archaïserende stijl van dat boek bedient. Wat het leuk maakt is dat men Reves cultus van die stijl herkent en erom lachen moet; het lijkt me bijna niet mogelijk de grappen van Bezorgde ouders te waarderen zonder een gerede kennis en aanvaarding van de komiek-zwaarmoedige zijde van Reves debuut. Treger denkt Van-Egterse dingen, met diens zorg voor zinsbouw, woordkeus en scherpe definitie: ‘Sommige dingen zijn niet op te lossen,’ dacht hij, ‘mijn ziel is te groot in verhouding tot mijn lichaam’; ‘Soms,’ dacht Treger, ‘dan kan een onpeilbaar diep leed, een onherstelbaar verlies bijvoorbeeld, een kunstenaar opeens inspireren. Ja wonderlijk is dat. Er is literatuur over’; ‘Ik heb heel wat meegemaakt, vandaag,’ dacht hij. ‘Maar van echte inspanning kunnen we niet spreken. Ik denk dat het psychisch is.’
Bezorgde ouders, en daarin lopen de boeken erg uiteen, is wel veel minder argeloos, met veel meer koketterie en naar het lijkt nagenoeg zonder wanhoop geschreven. Soms raakt het, heel even, de vergeefsheid van het bestaan in relatie tot het ‘eeuwig verborgene’. Maar die momenten van cerebrale bezinning zijn ontdaan van elke ernst door een topzwaar gewicht aan ironie. Het geheim en het raadsel van Tregers bestaan ‘lag in zijn jeugd’, houdt de verteller voor in een eventuele aanzet om van Tregers wanhoopsexistentie iets aangrijpends te maken, maar even vlug worden zulke pogingen lachwekkend gemaakt. ‘Ik was eigenlijk een heel ongelukkig kind,’ laat hij Treger denken. ‘Een ongelukkige jeugd, zo heet dat toch? Maar ik maak er nooit misbruik van.’
De eerste hoofdstukken geven nog een suggestie van iets heel spannends dat te gebeuren staat - heeft Treger mogelijk plannen om zijn achttien jaar jongere vriend ‘Eenhoorn’ te wurgen? - maar het blijft bij een vage, niet ingeloste suggestie, die ingegeven wordt door de geïsoleerdheid van de etage in de armoedige buurt van ‘de grote stad A.’, die Treger en ‘Eenhoorn’ bewonen. Sprake van enige handeling is er in de vijfentwintig hoofdstukken eigenlijk niet. Zelfs het tijdsverloop is karig: één etmaal, ‘in de Advent van het jaar 197*’, dat omstreeks vijf uur in de middag aanvangt en een dag later op dezelfde tijd eindigt. Treger doet tweemaal boodschappen, vindt een uitzonderlijk formaat speelgoedbeer, deelt een maaitijd met zijn inwonende jongensprins Eenhoorn, noteert invallen voor zijn wereldlied, woont omstreeks het middaguur een korte mis bij, en maakt een vergeefse missie naar de dierentuin die in de nabijheid van zijn ‘woning’ gelegen is, speurend naar een jonge poema-oppasser die mogelijk ‘Gerrit’ heet en mogelijk verlangt voortaan de slaaf van Eenhoorn te zijn.
Treger drinkt intussen een zelfs voor de lezer niet bij te houden aantal flessen goedkope wijn. Zijn voortdurende zorg geldt de geledigde flessen, die ter wille van de goede vrede met Eenhoorn omslachtig aan het oog onttrokken moeten worden. Tregers waanvoorstellingen - over ‘katholieke dieren’, het hem ‘met de scherpte van een reusachtige gravure’ ontvouwde tafereel van de slag om de Eeuwige Stad (de ‘Oorlog van het Lam’), hem opwindende martelingen waarbij Eenhoorn betrokken is - maken duidelijk dat hij zich op de rand van een wanhopig en reddeloos alcoholisch delirium bevindt, dat zich niet bezweren laat: niet, als bij Frits van Egters, door een speelgoedkonijn wiens straf wordt ingetrokken. Voor Tregers speelgoedbeer is het lot meedogenlozer - symbolisch, naar men aan mag nemen.
Naar verluidt wil de schrijver graag horen dat Bezorgde ouders vergeleken mag worden met zijn meesterwerk De avonden, ‘het onvergetelijke boek waarmee Reve debuteerde’. Er zijn geen redenen om hem die vergelijking te onthouden, en ik zie er eigenlijk niet zo heel veel waardoor Bezorgde ouders zich niet náást Reves eerste chef-d'oeuvre staande houdt. Het bevat, toegegeven, ‘oude koek’ - een allerliefst grapje als dat over het meisje dat tijdens het dansen in een strandcafé opeens tegen Treger gezegd had ‘Vertel eens iets meer over jezelf’ is vast niet gloednieuw -. en aan de originaliteit van het allesverzengende thema ‘Liefde en Lijden’ is afgedaan door een aantal veel minder gelukte delen van Reves continuing story, maar Reve heeft gebouwd op zelf neergelegde fundamenten. Bezorgde ouders is een origineel boek. Moge het zeveren en zeuren: de bezwerende kracht van de herhalingen waarmee dat gebeurt is niet-aflatend overweldigend.
■