Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneHet gaat in tegen iedere moraal, maar moordenaars zijn altijd interessanter dan hun slachtoffers. Vermoord worden is gemakkelijk, daar hoef je weinig of zelfs helemaal niets voor te doen, terwijl het plegen van een moord zonder twijfel het moeilijkste lijkt te zijn wat er bestaat. Tussen de moordenaar en de rest van de wereld gaapt een diepe kloof, die steevast de aanleiding vormt tot heftige speculaties. Wie heeft het gedaan, hoe heeft hij het gedaan, waarom heeft hij het gedaan? Dat zijn de vragen waar het om gaat, en in het verhaal dat de antwoorden verschaft spelen de slachtoffers slechts een bijrol. Het zijn de daders die de geschiedenis in gaan, de willoze slachtoffers die vergeten worden. Moordenaars zijn heilige monsters: onaanraakbaar, pervers, afstotelijk, en oneindig fascinerend. Bij uitstek interessant zijn de ‘gewone’ moordenaars, de mensen van wie je het het minst zou verwachten. Een mafioso die een collega om zeep helpt, de drugdealer die een concurrent aan zijn mes rijgt, saai is het niet, maar het haalt het niet bij de door en door fatsoenlijke oude mevrouw die tijdens haar theekransje plotseling een bijl te voorschijn haalt. Gewone, aangepaste, burgerlijke moordenaars zijn zo verontrustend omdat ze zoveel op ons zelf lijken. Of nog verontrustender, op de buren van hiernaast. De fatsoenlijkste moordenaar van deze eeuw moet Dr. Crippen zijn geweest. Hoewel de dokter niet aarzelde op een nacht in 1910 zijn wettige echtgenote met mes, zaag en bijl te ontleden en haar romp onder de keldervloer te verbergen (haar hoofd ontbrak), had niettemin vrijwel iedereen die toentertijd bij de zaak betrokken was een goed woordje voor hem over. De politieman die hem op spectaculaire wijze wist te pakken, moest erkennen dat hij het ‘zachtaardige kleine kereltje’ eigenlijk heel aardig vond. Ook de schrijver Raymond Chandler, schepper van private eye Philip Marlowe, kon niet om de onmiskenbare charme van Crippen heen: ‘Op de een of andere manier moet je deze vent wel sympatiek vinden. Hij was nu eens een moordenaar die als een gentleman is gestorven...’ De geschiedenis van Dr. Crippen is dan ook hartverscheurend. Ze wordt verteld door Tom Cullen in Crippen: The Mild Murderer, een boek dat zo juist verscheen in de even morbide als boeiende Penguin True Crime-reeks. De goedmoedige, bescheiden ‘dokter’ (geldgebrek maakte hem tot een kwakzalver die per post zalfjes tegen doofheid en dergelijke verkocht) zuchtte jarenlang onder het echtelijke schrikbewind van zijn vrouw Belle, een derderangs artiste in de Londense music-halls. Belle liet hem niet alleen dag en nacht naar haar pijpen dansen, ze was hem ook veelvuldig ontrouw. Crippen verdroeg het allemaal lijdzaam, totdat hij de liefde van zijn leven ontmoette: zijn secretaresse Ethel LaNeve. Crippens Edwardiaanse fatsoensopvattingen zorgden ervoor dat de relatie jarenlang platonisch bleef, totdat hij op een dag onverwachts thuiskwam en zijn vrouw in bed aantrof met een jonge Duitse commensaal. Vanaf dat moment beschouwde hij Ethel LaNeve als zijn enige echte vrouw. Het ontbrak Crippen echter aan wilskracht om de knoop door te hakken en zijn vrouw te verlaten. De situatie was uiterst gespannen, maar er gebeurde niets. Toen begon Belle, die van alles op de hoogte was, tegen haar echtgenoot af te geven op zijn minnares; dat was meer dan de dokter kon verdragen. Na de gruwelijke moord vluchtten Crippen en Ethel LaNeve (de laatste verkleed als jongen) per schip naar Canada. De kapitein begon echter verdenkingen te koesteren en stuurde een radiogram om de politie te waarschuwen. Uiteindelijk kon de hele wereld meegenieten met de jacht op Crippen (de kapitein telegrafeerde regelmatig verslagen over het verdachte gedrag van zijn beide passagiers naar allerlei kranten aan beide zijden van de oceaan), terwijl de arme dokter zelf van niets wist. Vlak voor de Canadese kust stapte de inspecteur aan boord en begroette de nietsvermoedende moordenaar met: ‘Good morning, Dr. Crippen.’ Crippen werd berecht en opgehangen. Tot aan het uur van zijn dood bleef hij getuigen van zijn onsterfelijke liefde voor Ethel LaNeve. Bekennen deed hij niet; zijn vermoorde echtgenote duidde hij aan met ‘die vrouw’. In zijn afscheidsbrief noemde hij Ethel en hemzelf ‘twee kinderen in een grote boze wereld’. Dat is ook het beeld dat oprijst uit het boek van Cullen. Het vereist weinig inlevingsvermogen in de dokter een tragische afspiegeling van ons zelf te zien; hij is de typische antiheld. Bijna alles aan hem is herkenbaar: zijn middelmatigheid, zijn kleine verlangens, zijn teleurstellingen, zijn ondraaglijke alledaagse misère, zijn stille behoefte om te ontsnappen, en uiteindelijk dan zijn grote hartstocht, die hem uitzicht bood op een grootser en rijker leven. Bijna alles; in één opzicht is Crippen mijlenver van ons verwijderd. Het feit dat deze sympathieke, tragikomische mislukkeling een nacht lang in zijn eigen vrouw heeft staan zagen, maakt hem tot een ondoorgrondelijk raadsel. Alle verklaringen ten spijt blijft de moord die Crippen pleegde in laatste instantie onopgelost, omdat hij nooit werkelijk begrijpelijk zal zijn. Er is een moment geweest waarop hij besloot te doen wat wij nooit zullen doen. Dat moment maakte hem wezenlijk anders dan zijn medemensen. Dat onbegrijpelijke moment is ook de reden dat zijn beeltenis in de gruwelkamer van Madame Tussaud te vinden is, terwijl men naar het hoofd van zijn vrouw niet eens meer heeft gezocht. ■ |
|