Vluchtige portretjes
Klein Amerika door Geert van der Kolk Uitgever Veen, in de serie ‘Op schrijvers voeten’, 115 p., f 19,90
Wim Vogel
Een informatief en uitstekend geschreven onderzoek naar Amerikaanse eigenaardigheden en tradities vind ik nog steeds Amerika, Amerika uit 1983 van Jan Donkers. Op de laatste bladzijde citeert hij uit Geoffrey Gorers The American People met instemming diens conclusie: ‘Amerika is niet begonnen als een staat, maar als miljoenen individuen die op hun eigen voordeel uit waren.’ Het Amerikaanse pragmatisme begrijp je daarna een stuk beter.
In Klein Amerika, een bundel korte tot zeer korte verhalen, komt Geert van der Kolk niet toe aan dergelijke algemene uitspraken. Zijn belangstelling gaat uit naar het alledaagse, het onbelangrijke. Naar heel gewone mensen die zelden iets spectaculairs meemaken en die hun levens slijten in altijd dezelfde uithoeken van dat immense continent. In achtendertig perfecte observaties wordt in een nuchtere stijl het dagelijks leven weergegeven in een dorp ‘twee uur ten zuiden van St. Louis, tussen de rivier en de horizon’. Aan de onvermijdelijke Main Street liggen de belangrijkste winkels, het café en de burelen van de overheid. Natuurlijk is er een Greyhoundstation, een protestantse kerk en een zwart wijkje waar fatsoenlijke burgers niets te zoeken hebben. Een brand is al gauw een ramp en een geweldige sensatie, over een nieuwe dominee kan weken gesproken worden en in de tussentijd worden er mensen verliefd, plegen ze overspel, gaan anderen dood en vervalt iedereen steeds opnieuw in dezelfde afgezaagde fouten.
Klein Amerika, laat ik het dorp zo maar noemen, lijkt nog het meest op het stadje dat in Our Town, het beroemde toneelstuk (1938) van Thornton Wilder bekend werd. Ook daarin verslaat een alles wetende verteller, de regisseur, zonder ooit een oordeel uit te spreken het doodgewone leven van zo maar wat mensen. De tragiek die in Our Town desalniettemin vorm wordt gegeven - de vergankelijkheid van alles, ons niet te doorgronden bestaan - en die voor de toeschouwer als een spiegel werkt, ontbreekt in de verhalen van Van der Kolk. Figuren keren wel terug en soms ontstaan er daardoor aardige psychologische portretjes maar de auteur had zonder bezwaar lijkt mij nog tien of twintig verhaaltjes toe kunnen voegen, of tien andere weg kunnen laten natuurlijk.
Al bij het debuut van Van der Kolk. De nieuwe stad (1987), werd zijn inlevingsvermogen, zijn nuchtere en toch beeldende stijl opgemerkt. Wat dat betreft stelt ook zijn nieuwe bundel niet teleur. Uitstekend geschikt om in bed voor het slapen gaan te lezen. Iedere avond één verhaaltje. Gegarandeerd dat je daarna iets pakt dat minder vluchtig is.
■
Geert van der Kolk