Het delicate Europa
De onenigheid over wat er wel en wat er niet bij hoort
Bart Tromp
Zeker in de politiek bestaan er geen neutrale begrippen. Elk belangrijk concept is een slagveld waarop legers achter de meest verschillende banieren elkaar terreinwinst betwisten. Soms wint er een, en dan constateert men dat het begrip eindelijk zijn definitieve - en dus juiste - betekenis heeft gekregen. Het is schijn. Op volkomen onverwachte momenten kan de rust verstoord worden door invasies van nieuwe strijdmachten. Zelfs als dat niet het geval is blijkt de lijdelijke winnaar voortdurend op zijn hoede te moeten zijn voor partisanenacties.
‘Europa’ is een goed voorbeeld van een begrip dat een tijdlang min of meer gepacificeerd leek, maar over de betekenis waarvan de laatste tien jaar in toenemende mate gestreden wordt. Dat begint al met de geografische afbakening. ‘Moet het zich uitstrekken van de Noordkaap tot Gibraltar en Cyprus? Ja, beslist,’ schrijft beroepseuropeaan W.L. Brugsma in het bundeltje En toch Europa. ‘Maar ook van het Franse tot het Witrussische Brest? Van de rivier de Shannon tot de rivier de Bug? Of is het zo dat we ons moeten aansluiten bij de woorden uit Rule Brittania: “Wider yet and wider shall thy bounds be set...” van de Atlantische Oceaan tot de Oeral?’
De kwestie is dus: hoort Rusland, hoort de Sovjetunie (niet hetzelfde!) ook bij Europa? Brugsma put moed uit het feit dat volgens hem de nieuwe Sovjetleider de term ‘das gemeinsame Haus Europa’ heeft bedacht, maar hij is realist genoeg om daaraan een eigen bombastische metafoor toe te voegen, die neerkomt op een variant van de opmerking van Pierre Lellouche dat de Sovjetunie ondertussen wel vijftigduizend tanks op de oprijlaan van dat gemeenschappelijke huis heeft geparkeerd.
Voor de rest heeft Brugsma het mis: het was goeie ouwe Brezjnev die voor het eerst die term bedacht, en hij zal dat evenmin als Gorbatsjov in het Duits hebben gedaan. Het tegenbegrip van dit begrip ‘Europa’ is ‘Amerika’, zoals het nazistische begrip ‘Europa’ de Angelsaksische plutocraten en de Slavische bolsjewieken moest uitsluiten.
Met die geografische afbakening heeft Flora Lewis in haar Europa, A Tapestry of Nations nog de minste moeite, maar haar oogmerk is dan ook bovenal beschrijvend, en niet politiek of polemisch. Ze neemt in haar journalistieke overzichtswerk alle staten op die de Akkoorden van Helsinki hebben onderschreven, met uitzondering - uiteraard - van de Verenigde Staten en Canada, van de dwergstaatjes en Malta, en van Turkije. De Sovjetunie telt ze wei mee, echter niet als deel van Europa, maar vanwege het effect van die staat op Europa.
De ontvoering van Europa door de stier (een vermomming van Zeus). Wandschildering in Pompeï, eerste eeuw na Christus.
EN TOCH EUROPA door W.L. Brugsma. Hans Magnus Enzensberger, Timothy Garton Ash, Edgar Morin Uitgever Balans, 47 p., f 19,50)
EUROPE. A TAPESTRY OF NATIONS door Flora Lewis Uitgever Simon and Schuster, 588 p., f 54,50 Importeur Van Ditmar
ONCE IN EUROPE door John Berger Uitgever Pantheon Books, 194 p., f 39,- Importeur Van Ditmar In het Nederlands vertaald door Jacques Commandeur als VER WEG IN EUROPA Uitgever De Bezige Bij. 238 p., f 34,50
AN IDEA OF EUROPE door Richard Hoggart en Douglas Johnson Uitgever Chatto & Windus, 154 p., f 49,- Importeur Consul Books
EUROPA - SPEELBAL OF MEDESPELER Europese machtspolitiek in verleden en toekomst Onder redactie van Henk Houweling en Jan Geert Siccama Uitgever Anthos, 312 p., f 32,50
‘Europa’ is voor haar uiteindelijk geen geografische entiteit, maar een ‘civilization’ en in dit opzicht vormt het, bij alle verschillen, een eenheid met Noord-Amerika. Daarmee neemt zij stelling tegen degenen die de Europese identiteit bij voorkeur definieren in het niet-Amerika zijn. Bij Brugsma komen die aan het woord, en hij is zelf natuurlijk een exponent van deze tendens, volgens welke in een Amerikaanse ondergrondse mensen alleen maar hamburgers eten, en in een Europese alleen maar poëzie lezen.
Flora Lewis is columniste van de New York Times over buitenlandse politiek, en uit wat ze daar schrijft blijkt dat ze altijd goed geïnformeerd is. Des te meer viel mij haar boek tegen. Het eerste hoofdstuk, over Groot-Brittannië. opent met een pijnlijke zetfout, als zij Dean Acheson in 1962 (in plaats van 1952) zijn beroemde woord laat spreken dat Engeland een imperium heeft verloren maar geen rol heeft gevonden. Wat daarna volgt kan mijn geestdrift niet wekken. Allemaal heel informatief, het midden houdend tussen een goede vakantiegids en de bijlage van een zaterdag- of zondagkrant. Voor de zekerheid de elf pagina's over Nederland geraadpleegd. De BKR. Krakers. Het Koningshuis (veel). Hollanditis. Tulpen. Provo. Schilders (oude). De ‘zuilen’. Eén aardige zin: ‘The capacity of Dutch politics to co-opt challengers is matched only by the irrelevance of its intricate rivalries to the exercise of power.’ Grove fouten ontbreken, maar ook een perspectief dat al deze anekdotische informatie gewicht geeft. Dat is, vrees ik, het noodzakelijke tekort van dit type boek, en een reden waarom ik er niet van houd.