Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneEen politicus van enig belang die laat weten dat hij tussen de bedrijven door kans heeft gezien zijn autobiografie op papier te zetten, kan rekenen op een korte, maar hevige mediahysterie. Uitgevers trekken hun beurzen, kranten overbieden elkaar om hun lezers op een voorpublikatie te kunnen trakteren. Wat overheerst is de verwachting dat duidelijk zal worden wat tot nu toe onduidelijk bleef; de ware toedracht zal onthuld worden, de retoriek van het politiek bedrijf ontmanteld, de waarheid over de leugens geopenbaard. Vrijwel altijd komt men bedrogen uit. Politieke autobiografieën zijn bijna per definitie teleurstellende opsommingen van reeds bekende feiten. De lezer van politieke memoires heeft doorgaans het gevoel dat hij zich door een stapel oude kranten heen werkt. Bovendien zijn politici dermate geoefend in het naar hun hand zetten van de feiten, zozeer vertrouwd met het effect dat ieder woord kan hebben, dat het beschrijven van hun eigen handelingen tot een uiterst berekenende daad van zelfrechtvaardiging wordt. Dit geldt natuurlijk voor de meeste autobiografieën, maar politieke ego-documenten spannen in dit opzicht de kroon. Het is moeilijk voor een mens om zichzelf in zijn eigen tijd te zien; voor een politicus is dat onmogelijk. Het hoofdthema van iedere politieke autobiografie is de onweerstaanbare aantrekkingskracht van de macht en niemand is minder geschikt om die te doorgronden dan de politicus zelf. Een typisch voorbeeld van het genre is Daughter of the East, het ‘eigen verhaal’ van Benazir Bhutto, dat even voor de dood van haar aartsvijand Zia ul-Haq werd voltooid. Nu was Bhutto's toekomst op het moment dat ze het boek schreef (er wordt geen ghostwriter vermeld) uiterst onzeker, en dus is het nauwelijks een verrassing dat haar levensverhaal bedoeld lijkt om het gealfabetiseerde deel van het Pakistaanse electoraat voor zich in te nemen. Haar boek richt zich echter vooral tot westerse lezers, zoals de titel al aangeeft. Benazir Bhutto heeft onmiskenbaar star quality (de portretfoto op het omslag suggereert een sterke gelijkenis met Cher; dezelfde achteloze zelfverzekerdheid) en ze weet die ten volle uit te buiten. In Daughter of the East schept ze behendig haar eigen mythe: de mooie, onbezorgde en onschuldige jonge vrouw die door de harteloze ‘moord’ op haar vader gedwongen wordt de politieke arena binnen te gaan en de strijd aan te binden met de machten van het kwaad. Trefzeker weet Bhutto haar bewogen leven tot een duizend-en-één-nachtverhaal te maken; Daughter of the East eindigt met een minutieuze beschrijving van haar traditionele huwelijk. Dat ‘dochter’-thema is belangrijk voor haar. Om zich als vrouw te handhaven in de islamitische politiek is zij min of meer verplicht er voortdurend de nadruk op leggen dat zij een wettig erfgename is; van de Pakistaanse democratie, maar vooral van haar vader, Ali Bhutto. Die man moet dan ook consequent als een heilige worden afgeschilderd; iedere smet op zijn blazoen ondermijnt immers haar eigen politieke aanzien. Die nietsontziende verheerlijking die Ali Bhutto ten deel valt, maakt hem tot een tweedimensionaal personage, een heilige van bordkarton. De beschrijving van de reactie van zijn dochter op zijn dood, waarmee het boek begint, heeft dan ook iets onwerkelijks. Het gaat om gruwelijke feiten, maar het lijkt alsof het allemaal verzonnen is: ‘“Je moet iets eten, Pinkie, je moet iets eten,” zei mijn moeder, terwijl ze me wat soep bracht. “Je zult al je kracht nodig hebben wanneer we hier weg zijn om de verkiezingen voor te bereiden. Als je wilt blijven doorvechten voor de principes van je vader en wilt vechten zoals hij vocht, eet dan. Het moet.” En ik at een beetje.’ Dat Ali Bhutto allesbehalve een heilige was, blijkt uit het interview dat de Italiaanse journaliste Oriana Fallaci met hem had in april 1972. Dat vraaggesprek is opgenomen in de zo juist vertaalde bundel Interview met de geschiedenis, een boek van bijna zeshonderd bladzijden dat meer over politici en het wezen van de Macht vertelt dan alle autobiografieën en memoires uit die tijd bij elkaar. Met haar felle, emotionele vragen ontmaskert Fallaci de vader van Benazir Bhutto als een onevenwichtige, mateloos arrogante man, wiens oprecht goede bedoelingen keer op keer gedwarsboomd worden door zijn eigen megalomanie. Zeker in combinatie met het fascinerende interview met zijn grote tegenstandster Indira Gandhi, ontstaat een overtuigend beeld van de politieke werkelijkheid uit die dagen: de persoonlijkheden, hun gecompliceerde motieven en de omstandigheden die hun handelingen mede bepaalden. Ik kan me vergissen, maar het lijkt alsof het hartstochtelijke interview à la Fallaci tegenwoordig uit de mode is. Misschien zijn de machthebbers voorzichtiger geworden, misschien laat de journalistiek het afweten. Opvallend is hoe gemakkelijk de buitenlandse media het door Benazir geschapen beeld van Ali Bhutto als martelaar overnemen, net zoals ze tot voor kort het door de Amerikanen geschapen beeld van Zia ul-Haq als ‘verlicht’ despoot in ere hielden. Daughter of the East doet hevig verlangen naar een interview van Oriana Fallaci met Benazir Bhutto. De geschiedenis wordt gemaakt door politici, maar ze moet geschreven worden door journalisten. |
|