Gênante sof
Niet Herman Brusselmans maar Monika van Paemel werd uiteindelijk door de Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen uitvekozen tot het schrijven van het Vlaamse Boekenweekgeschenk van dit jaar. Maar toen deze voor Brusselmans onverwachte beslissing was gevallen had de ‘mooie jonge oppergod’ zijn ‘geschenk’ reeds voltooid, en inmiddels is Iedere zondag sterven en doodgaan in de week (Bert Bakker, 36 p. f 9,90) als reguliere boekuitgave verschenen. Welnu, Brusselmans mag blij zijn dat zijn boekje niet als prestigieus boekenweekgeschenk is uitgegeven want Iedere zondag sterven... is een regelrechte sof, Brusselmans on waardig. In Iedere zondag sterven... wordt verteld hoe de literair criticus van het weekblad De Vlijt, ene ‘Kees Baggeraats’, tervergeefs een bezoek brengt aan ‘meneer Brusselmans’, met de bedoeling deze te interviewen. ‘Meneer Brusselmans’ is op het moment dat Baggeraats bij hem aanbelt juist bezig aan allerlei erotische capriolen met vriendin Gerdox en vertikt het om de literair criticus binnen te laten. De vertoornde Baggeraats keert onverrichter zake huiswaarts: ‘Zo ging hij door met mompelen en strompelen over de Gentse straten, in de richting van het station. In z'n hoofd gonsde een bijenkorf en kroop een mierennest rond. Ineens schreeuwde hij. “Brusselmans, ik haat je! Ik háát je! IK HAAT JE!!!”’
Voor de tragische figuur Baggeraats heeft de criticus van De Tijd, Koos Hageraats model gestaan. Met hem had Brusselmans nog een appeltje te schillen; Hageraats had immers meedogenloos over diens Geschiedenis van de Vlaamse letterkunde geoordeeld: ‘(...) in dit boek lijkt hij (Brusselmans, JZ) nog het meest op een middelbare scholier (...) die een nummertje heeft ingestudeerd maar die, meteen al bij het opkomen, met zijn uitgestoken tong muurvast tussen de schuifdeuren is komen klem te zitten (...)’. En omdat Brusselmans in zijn Geschiedenis van de Vlaamse letterkunde regelmatig het uiterlijk van diverse auteurs beschimpt, eigende Hageraats zich datzelfde recht toe toen hij zocht naar een passend adjectief voor het boek van Brusselmans. Hageraats: ‘Mij lijkt “acne” nog de beste omschrijving: daarmee is zowel de kop van Brusselmans als de wijze waarop hij zijn onderwerp behandelt kort en krachtig getekend.’
Blijkbaar zijn deze en soortgelijke sneren bij Brusselmans zó slecht gevallen dat hij heeft gemeend een heel verhaal te moeten schrijven om aldus op zijn beurt weer Hageraats de huid vol te schelden en hem te portretteren als een onverbeterlijke born loser die als criticus volkomen ondeskundig is en maar wat aan rotzooit in zijn ondermaatste stukjes. Ik vind het iets uitermate gênants hebben, dit boekje van Brusselmans, zeker op de momenten waarop hij suggereert dat Hageraats gedreven wordt door een diepgewortelde rancune, zonder ook maar op een moment met een overtuigend bewijs voor deze verdachtmaking te komen. Nu heeft Brusselmans natuurlijk geen mild-satirisch portret maar veeleer een groteske vertelling willen afleveren, maar tijdens het lezen van Iedere zondag sterven... is het idee dat het juist Brusselmans zélf is die zich in deze kwestie laat leiden door een hardnekkige kleinzieligheid, niet te onderdrukken. Bovendien heb ik dit keer niet om Brusselmans' grollen moeten lachten, zelfs niet een beetje, behalve dan op de eerste pagina, waar hij vermeldt dat de verhouding van Baggeraats met zijn vriendin Klazien is stukgelopen, ‘onder meer op Kees' zoentechniek. Klazien was het tenslotte beu geworden na iedere kus haar mondholte te moeten ontsmetten en de kloven in haar lippen te behandelen met ganzevet.’ Als belastend feit jegens Hageraats een krankjoreme mededeling en natuurlijk volkomen uit de lucht gegrepen, maar als fictie werpt het een glimp op de aanstekelijke meligheid waartoe Brusselmans vaak in staat is. Al met al ligt er nu een regelrechte misser in de winkel waarin Brusselmans zichzelf ongewild te kijk zet als een schrijver met een incasseringsvermogen van potsierlijke afmetingen. Maar in februari van het volgend jaar verschijnt Dagboek van een vermoeide egoïst, en naar verluidt is hij in dat boek weer ouderwets op dreef. Gelukkig maar.
JZ