Afdragertjes
Haar uiterlijk is nog een verhaal apart. Zelf was ze er heilig van overtuigd niet aantrekkelijk te zijn, ook al tonen portretten van alle leeftijden bepaald een mooi gezicht. Ze droeg de overtuiging dat ze lelijk was haar leven lang uit. Door zich gruwelijk te kleden in consequent scheefhangende afdragertjes van anderen, door expres niets aan haar figuur te doen, door zich uitsluitend voort te bewegen op van die ‘verstandige’ platte schoenen, door geen andere make-up dan een klein wenkbrauwpotloodje te gebruiken. En door zich wild te ergeren aan vrouwen die zich wel graag mooi aankleedden en opverfden. Dat was allemaal taboe. Overal zag ze ‘de vrouw als lustobject’ in. Zelfs de Libelle was in Annies ogen pornografisch. Enfin, ze zou waarschijnlijk weinig begrepen hebben van hedendaagse feministes die zich ook wel eens vrouw van de wereld voelen en daarom Cosmopolitan lezen.
Waar Annies hekel aan vrouwen die al hun tijd verbeuzelden met ‘huishouden doen’ vandaan kwam wordt niet duidelijk. Toch heeft dat gezorgd voor het beeld dat momenteel het sterkst van haar leeft: dat van feministe. En ze was dat echt. Niets scheen haar natuurlijker voor te komen dan dat ze zelf ‘werkte’, dat wil zeggen: voornamelijk artikelen schreef voor de meest uiteenlopende bladen. Recensies, beschouwingen, reisbrieven. Literatuur en ‘sociaal-maatschappelijke’ ontwikkelingen waren haar terreinen. Met geschiedenis hield ze zich vooral in coprodukties met haar echtgenoot bezig. Want Jan Romein was de echte historicus van de twee, Annie was uiteindelijk ook in de letteren afgestudeerd en gepromoveerd op een proefschrift over wat nu ‘vrouwenliteratuur’ zou heten.
Feministisch dus in haar stellige idee dat vrouwen die voor de kost werken normale vrouwen zijn. Haar gevechten met tijdschriften over slechte betaling passen daarbij. Maar ze was ‘het meisje voor halve dagen’, zoals ze het zelf noemde, feministe voor halve dagen zou je ook kunnen zeggen. Naast het werk was er het gezin. En dat moest ook. Dat had ze altijd gewild. Maar het stond buiten kijf dat gezin en huishouden volledig hdar taak waren. Dochter Annelies (die een nogal moeizame verhouding met haar moeder had en tot op de dag van vandaag nooit een boek leest) zag haar dan wel als ‘die rug’, de rug keerde zich altijd om naar de kinderen als ze binnenkwamen. Dat hoorde zo. Al was het alleen al om te zorgen dat de kinderen vader niet lastig zouden vallen.
Ook als je uitgaat van de normale rolpatronenverdeling in die tijd, had Annie het bepaald niet getroffen met Jan. Hij komt uit Brandenburgs boek naar voren als een volstrekte neuroot die geen geluidje verdraagt en die, ik noem maar een voorbeeld, om vijf voor halfzes een borrel afslaat, maar er om klokslag halfzes absoluut een voor zijn neus moet hebben. Iedere dag. En na tien minuten de tweede. En 's middags, 's morgens, 's avonds werken, werken, werken, achter zijn grote bureau. Geen toegewijdere vrouw te verzinnen dan Annie. Hoe ze haar eigen behoefte aan zelfstandigheid en werk ooit heeft kunnen rijmen met de continue zorg die Jan vroeg is mij een raadsel gebleven. ‘Dat deed je gewoon’ en ‘dat was normaal in die tijd’ zijn daarvoor niet afdoende: Annie deed zoveel dingen die anderen niet deden en die helemaal niet normaal waren in haar tijd. En loyaliteit is een mooi ding, maar Annie moederde in alle opzichten over haar Jan, tot ver na zijn dood toe. Want wie aan Jan kwam, kwam aan Annie. Waar er ook iets verscheen over Jan, Annie had altijd haar commentaar in de vorm van een brief of een weerwoord klaar. Dat heeft iets aandoénlijks, maar ook iets irritants. Vanwaar deze vergaande afhankelijkheid, vanwaar deze heiligverklaring?
Annie Romein met twee van haar kleinkinderen, 1962
Anderzijds is ze stiekem toch wel opgelucht als Jan dood is, hoe erg ze hem ook mist. Ze geniet ervan de afwas dagen te laten staan en troep te laten slingeren. Bovendien, heel belangrijk, wordt het voor kinderen en kleinkinderen veel aantrekkelijker op bezoek te komen nu ze niet meer stil hoeven te zijn voor ‘vader’ en ‘vava’. Was Annies verhouding met haar kinderen niet bepaald onproblematisch te noemen (kinderen van beroemdheden schijnen nooit een makkelijke jeugd te mogen hebben), met haar kleinkinderen is er geen vuiltje aan de lucht. Ze vind het heerlijk ze te zien, slooft zich enorm uit met flensjes en bessenjam en spelletjes, is kortom een veel betere oma dan moeder. De zakelijkheid waarmee ze haar eigen huishouden aanpakte om ook nog te kunnen werken, leidde tot een zekere kilheid die in de omgang met de kleinkinderen totaal ontbreekt. Die komen immers maar even, daarna kan ze weer verder werken.