Een ijzervreetster, maar geen dilettante
Wio Joustras verontwaardiging over het thatcherisme
Margaret Thatcher Een portret van Engelands IJzeren Dame door Wio Joustra Uitgever Balans, 174 p., f 24,50
Henk Overbeek
Op 13 oktober 1925 werd in het Engelse dorpje Grantham een meisje geboren dat een grote loopbaan tegemoet ging: Margaret Roberts. Haar wieg stond in de eenvoudige bovenwoning van de methodistische dorpskruidenier Alfred Roberts, van wie Margaret dan ook al van jongs af aan de beginselen van de economie mee kreeg. Haar jeugd speelde zich in een beschutte, haast idyllische sfeer af, en haar schoolloopbaan verliep via lagere school en gymnasium redelijk voorspoedig. Daarna ging zij scheikunde studeren aan het prestigieuze Somerville College van de universiteit van Oxford, voorportaal bij uitstek van de Britse heersende klasse. Haar politieke voorkeur ging, in tegenstelling tot die van de grote meerderheid der studenten, niet uit naar de Labourpartij, maar naar de Conservatieven. In 1946 werd Margaret Roberts gekozen tot de eerste vrouwelijke voorzitter van de Conservative Association in Oxford. In deze jaren nam ze zich definitief voor een carrière in de politiek na te streven, en daartoe ging ze na beëindiging van de scheikundestudie rechten studeren. In 1949, drieëntwintig jaar jong, werd zij voor de eerste maal gekozen tot Conservatief kandidaat voor een zetel in het Lagerhuis. Hoewel het ging om een van oudsher ‘veilige’ Labour-zetel (Dartford) slaagde zij er toch in om bij de verkiezingen van 1950 en 1951 de achterstand op Labour voor een groot deel in te lopen. Met die prestatie had zij de aandacht van de partij voorgoed op zich gevestigd. In december 1951 trouwde Margaret met de welgestelde, tien jaar oudere, Denis Thatcher; in augustus 1953 kreeg het echtpaar Thatcher een tweeling, dochter Carol en zoon Mark; en nog in hetzelfde jaar rondde Margaret haar rechtstudie af en was zij klaar voor de verwezenlijking van haar droom.
Voor wie de (politieke) levensloop van deze Margaret Thatcher wil kunnen nalezen in een vlot geschreven boekje is het onlangs verschenen portret van Thatcher door de Londense Volkskrant-correspondent Wio Joustra een goede keus. Het boek staat vol aardige wetenswaardigheden die met vaardige pen zijn neergeschreven. De herkomst van haar bijnamen komt goed uit de verf. In het kabinet van Heath (1970-1974) wordt Thatcher minister van Onderwijs. Wegens het afschaffen van de gratis verstrekking van schoolmelk heette zij al snel Thatcher de Milksnatcher. En in 1976 pleit zij in een speech voor een krachtige anti-Sovjetpolitiek, die haar in Moskou (en spoedig elders) de bijnaam ‘de IJzeren Dame’ oplevert. Ook de voor de opkomst van het Thatcherisme wellicht beslissende episode wordt goed behandeld: de winter van 1973-74, waarin de mijnwerkers het land aan de rand van de afgrond brengen. Heath toonde zich onmachtig het tij te keren en wendde zich in februari 1974 tot de kiezers met de vraag: ‘Wie regeert Groot-Brittannië?’ Wat echter een retorische vraag had moeten blijven werd door de kiezers als een bewijs van onvermogen opgevat en de Tory's werden van de regeringsbanken verdreven. Voor Thatcher betekende deze episode een traumatische ervaring, die haar verdere politieke leven zou blijven beheersen. In 1975 werd zij, tot verbazing van vriend en vijand, gekozen tot nieuwe leider van de Conservatieve Partij, en vanaf die datum toog zij aan het werk om de smet van 1974 uit te wissen en het land voor eens en voor altijd te bevrijden van het vermaledijde socialisme. Sinds 4 mei 1979, toen Thatcher de eerste vrouwelijke premier van Groot-Brittannië werd, staat de Britse politiek in het teken van de geleidelijke verwezenlijking van de politieke droom van Margaret Thatcher.
Margaret Thatcher
FOTO ABC
Hoe aardig het boek van Joustra die verwezenlijking ook verhaalt, een grondige analyse van de historische achtergronden van het Thatcherisme zal men er vergeefs in zoeken. En ook voor een serieuze politieke biografie is zijn aanpak te oppervlakkig en anekdotisch. Een politieke biografie schrijven van een nog actief politicus is een hachelijke onderneming. Bij gebrek aan toegang tot de archieven dient de biograaf zich te behelpen met gesprekken met (veelal ook nog actieve) andere politici, en met de geschriften van de belangrijkste betrokkenen. In het geval van Thatcher zijn de problemen zo mogelijk nog groter: haar carrière heeft het hoogtepunt mogelijk nog niet eens bereikt, zij heeft zelf niets geschreven, en de enige top-politici die over haar uit de school durven klappen zijn diegenen die in een eerder stadium wegens ‘karakterzwakte’ op een zijspoor werden gerangeerd en die dus niet onmiddellijk als strikt onpartijdige getuigen aangemerkt kunnen worden. In zulke omstandigheden is het wel zeer moeilijk voor de biograaf om de nodige distantie in acht te nemen tot het voorwerp van zijn studie.
Joustra heeft deze problemen voornamelijk opgelost door te doen alsof ze niet bestaan. Zo lijkt zijn voornaamste bron, afgezien van verwijzing achterin het boek naar een vijftal recentelijk in Groot-Brittannië verschenen biografieën (vooral gebruikt om de jaren voor 1975 enige inhoud te geven) het archief te zijn van zijn eigen Volkskrant. Archieven van Britse kranten en de boeken die door ex-Thatcher-ministers als Pym en Hesseltine werden geschreven lijken aan zijn aandacht te zijn ontsnapt. Bepaald storend is verder het feit dat Joustra zich vaak te zeer laat leiden door zijn persoonlijke afkeer van en morele verontwaardiging over Thatchers politiek, hetgeen geen afgewogen oordeel oplevert.
Een ander probleem is Joustra's anekdotische aanpak, die ertoe leidt dat essentiële elementen van de politiek van Thatcher niet of nauwelijks aan de orde worden gesteld. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan de ontmanteling van de grootstedelijke (meestal door links gedomineerde) raden zoals de Greater London Council, een ontmanteling die door oud-premier Heath als een aantasting van de democratie werd betiteld. Ook de essentiële problematiek van het racisme en de immigratie wordt door Joustra slechts ter zijde aangestipt. Zo vermeldt hij dat ten tijde van de vlucht uit Idi Amins Oeganda van tienduizenden Aziaten de immigratiewetgeving aanzienlijk werd versoepeld, iets waar Thatcher zich als oppositieleider tegen keerde. Het tegendeel was echter het geval: de binnenkomst van zo veel gekleurde houders van een Brits paspoort (want daarom kon men ze niet tegenhouden) leidde tot de roep om verscherping van de immigratie wetten. Thatcher zette als premier in 1980 met de nieuwe Nationality Act zelf de kroon op het werk: ingezetenen van het Gemenebest verloren hun Britse nationaliteit waardoor het ‘probleem’ zich niet meer kon voordoen.
Bij zijn behandeling van de Falkland-oorlog (een hoofdstuk van negen bladzijden) vermeldt Joustra zonder verdere details dat de Argentijnse kruiser ‘Belgrano’ tot zinken werd gebracht (Gotcha!, zoals de kranten uitriepen). Hij vertelt er echter niet bij dat dit gebeurde toen de Belgrano (met honderden opvarenden) op weg was naar de thuishaven Buenos Aires, en zich buiten de door de Britten ingestelde oorlogszone bevond, en dat het bovendien juist gebeurde op het moment dat een diplomatieke oplossing onder handbereik leek te zijn. Maandenlang beheerste de Belgrano-affaire daarna het politieke leven in Groot-Brittannië. De topambtenaar van Defensie Clive Ponting moest terechtstaan wegens schending van de beruchte ‘Official Secrets Act’ omdat hij documenten aangaande de beslissing de Belgrano tot zinken te brengen had doorgespeeld aan het Labour-parlementslid Tam Dalyel. Over deze voor de politieke stijl van Thatcher zo typerende gebeurtenissen vindt men in het boek van Joustra geen woord.