Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas Heijne‘Ooit wandelde ik in de Botanische Tuinen (van Hongkong) toen prins Bernhard der Nederlanden verscheen met een kwiek gevolg van hovelingen, die er allen uitzagen als Engelse kolonels op leeftijd in een Britse film over de Tweede Wereldoorlog. Ik was verrast door hun plotselinge komst, en aangezien ik de koninklijke gelaatstrekken aanvankelijk niet herkende, bleef ik staan en eiste van deze imposante brigade dat ze me vertelden wie zij waren; maar ze dachten dat ik een extremiste wak en liepen snel door.’ Deze anekdote staat in het derde hoofdstuk van Hong Kong, het nieuwe boek van de Britse schrijfster van reisverhalen Jan Morris. Dat ‘extremiste’ moet een voorbeeld van haar befaamde ironie zijn, want de auteursfoto op de achterflap toont het vriendelijk lachende gezicht van een enigszins moederlijke vrouw van middelbare leeftijd; en dat is ongetwijfeld ook de reden dat de prins haar klakkeloos voorbij is gelopen. Ik benijd de prins. Van alle schrijvers van reisverhalen is Jan Morris voor mij nog altijd de interessantste. Vanwege haar trefzekere observatievermogen, haar milde ironie, haar fabelachtige beschrijvingen, maar toch vooral vanwege haar gevoel voor plaats. Daarmee bedoel ik niet dat zij de atmosfeer van een bepaalde plaats in woorden weet te vangen (hoewel zij daar voortreffelijk in is, zijn er anderen die dat even goed kunnen), maar dat zij er als geen ander in slaagt door te dringen tot de essentie van de plaats die zij beschrijft. Of het nu Hongkong is, Venetië of New York, Alexandrië, Bombay of Las Vegas, Morris weet altijd feilloos het kloppende hart van deze steden te vinden en het onmiskenbaar eigene, het unieke ervan te beschrijven in proza dat helder is als glas. Het gevolg hiervan is dat de lezer, of hij nu wil of niet, de wereld door haar ogen gaat zien. Steden zijn haar specialiteit. In tegenstelling tot veel andere reisschrijvers spelen mensen in haar werk een ondergeschikte rol, dat wil zeggen, ze worden beschreven als onderdeel van hun omgeving: de stad. Meer dan dertig jaar geleden nam Morris - toen nog James Morris - zich voor alle grote steden van de wereld te beschrijven, om de eenvoudige reden dat nog nooit iemand vóór haar dat had gedaan; een kinderachtige ambitie, noemde ze het zelf. Een paar honderd essays later (gebundeld in vijf boeken) stond ze op het T'ien-an-men-plein van Peking en was haar levenswerk voltooid. Een selectie uit die essays bundelde ze in Among the Cities, een boek dat als haar magnum opus mag gelden. Wat doet een schrijfster als zij haar levenswerk heeft voltooid? Jan Morris probeerde een stad te verzinnen. In Last Letters frorn Hav deed zij een poging de stad van haar dromen te beschrijven, een amalgaam van alle steden die zij werkelijk kende. Dat boek mislukte, omdat pure verzinsels niet Morris' sterkste punt zijn; kennelijk weet alleen de genius loei van een werkelijke plaats haar te inspireren. Ze probeerde het verleden jaar opnieuw in Manhattan '45, waarin ze New York in zijn hoogtijdagen probeerde te schilderen; ook dat boek eiste te veel van haar fantasie. Nu is er dan Hong Kong. Het bock kan ak een revanche beschouwd worden, want haar portret van de laatste Britse kroonkolonie kan zich meten met haar beste werk. Hongkong is haar dan ook op het lijf geschreven: de commerciële stad-staat aan de onderkant van rood China is het soort smeltkroes van culturen dat geschapen lijkt voor haar licht anarchistische geest. Jan Morris is nieuwsgierig naar alles; naar big-business, naar vergane glorie, naar sekshuizen, architectuur, bestuurskwesties, erediensten. Door beschrijvingen af te wisselen met persoonlijke impressies, geschiedenis en statistieken met faits divers uit plaatselijke kranten, weet ze niet alleen het Hongkong van nu tot leven te roepen, maar ook het Hongkong van 1840, van 1880, van 1930, van 1944. Je ziet de stad groeien: kolonisten maken plaats voor kolonialen, oude gebouwen worden gesloopt, nieuwe opgetrokken, invloeden wisselen elkaar af. Ik ken geen andere reisschrijver die zo sterk een bepaalde plaats op een bepaalde tijd weet op te roepen. Zelf is Morris een ongrijpbare persoonlijkheid. Haar ziel ligt in haar geboortestreek Wales en is nauw verbonden met haar echtgenote en kinderen, maar de rest van haar zal waarschijnlijk altijd, gedreven door nieuwsgierigheid naar alles wat menselijk is, over de aarde zwerven. In een nieuw nawoord dat zij in 1986 toevoegde aan Conundrum, het boek waarin zij de moeizame geschiedenis van haar geslachtsverandering beschrijft, verwoordt ze het als volgt: ‘Wat mijzelf betreft, ik zwerf nog steeds. (...) En, vraagt u mij misschien, heb ik het ware doel van mijn pelgrimage gevonden, de definitieve oplossing van mijn raadsel, of enigma? Soms, zittend bij de rivier, denk ik bijna van wel: maar dan verandert het licht, de wind draait, een wolk schuift voor de zon, en de zin van alles ontglipt me opnieuw.’ Vorig jaar deed ik een poging om Jan Morris te interviewen. Ik stuurde haar een brief waarin ik haar een datum voorstelde. Enige tijd later ontving ik een kaartje: ‘Oh Mr. Heijne, I'am so sorry, but I leave on March 23th for New York + then Hong Kong. But thanks all the same! Jan Morris.’ Ik heb de moed nog niet opgegeven. Misschen kom ik haar ooit nog tegen, toevallig, aan de waterkant van Bombay, in de sloppen van Manilla, op Fifth Avenue, of misschien wel in de Botanische Tuinen van Hongkong. Net als prins Bernhard. Ik zal haar zeker aanspreken. |
|