Voorspelbaar
En zo gaat het tot nummer 100 door. De kinderen houden van spannende, leuke, fijne, mooie, zielige, echt gebeurde, bijna net echte, grappige, leerzame boeken. Opgelucht halen ouders adem: alsof ze de lijst zélf hadden mogen samenstellen, zo verantwoord, zo voorspelbaar en zo keurig. Veel boeken uit een serie (er zijn nog vijftien boeken over De Vijf, nog zevenenvijftig boeken over Arendsoog, nog acht boeken over Manege Picadero, nog negenendertig boeken over Pietje Puk), eindeloos veel leesplezier wacht de kinderen nog. Er zitten uitgesproken tuttige boeken tussen en zeer christelijke, ondeugende boeken en opbouwende. Zitten er opvoedingslessen in die tophoeken? Een boodschap voor de ouders misschien? Ja, Sjakie is wel arm, maar hij is de held van het boek. En de oorlog was ellendig, maar gaf sommige mensen toch de kans om zich van hun beste kant te laten zien. En gewone mensen zijn net zoveel waard als koningen of prinsen. Ook het omgekeerde: een koning of een prins is niks meer dan een gewoon mens, met dezelfde gevoelens en verwachtingen. Als je maar doorzet, bereik je je doel. Als je een vieze, vervelende oude man bent, krijg je op den duur je trekken thuis. Vrienden en vriendinnen zijn belangrijk, je moet aardig met ze omgaan, trouw blijven, voor elkaar opkomen, geen geheimen voor elkaar hebben. Help de zwakken, plaag ze niet. Wees moedig en dapper, verdedig het vaderland. Kinderen hebben recht op een aardige opvoeding, lieve ouders en een warm bed. Dieren zijn er om lief gevonden te worden. En zo zou ik nog lang door kunnen gaan, want zoveel kinderboeken, zoveel thema's, al komen ze eigenlijk allemaal neer op een uitwerking van de tien geboden. Natuurlijk zijn er schrijvers en schrijfsters die helemaal niet in dit beeld passen. Mensen als Annie Schmidt, Guus Kuijer en Roald Dahl zijn minder met de tien geboden bezig dan met de fantasieën in hun eigen hoofd. Ze komen
godzijdank ook op de top-honderd voor, al bevalt de nogal lage plaatsing van Annie Schmidt (Pluk van de Petteflet op 36, Otje op 37, Jip en Janneke op 40, Minoes op 48) me helemaal niet. Ik weet wel dat de jeugd nu eens zelf wilde spreken, en ik weet ook dat de groep tien- tot veertienjarigen ook maar een beperkte groep is (net over de Annie Schmidt-leeftijd heen, maar nog te jong om te weten dat het om boeken met eeuwigheidswaarde gaat), maar het staat toch raar. Hetzelfde geldt voor sprookjesboeken, die helemaal niet voorkomen op de lijst. Die zullen wel niet te gek-gaaf-super of zo zijn, maar het zijn wel de boeken waarvan je je op je veertigste herinnert dat ze altijd een rol zijn blijven spelen in je leven. De boeken die je nooit zult vergeten, in tegenstelling tot al die paardeboeken, de dolle-avonturenseries en de onnozele kabouterboeken, waarvan De Bijenkorf volkomen ten onrechte nu al zegt dat ze met al die andere top-honderdboeken nooit uit je herinnering zullen verdwijnen.
Alles zit in die lijst, alles door elkaar, het is net televisie. Na het spannende oorlogsboek grijpen de kinderen naar een zoetig meisjesboek. De achtergrondmuziek verandert, de kijk- en leeshouding nauwelijks. Alles is goed, als het maar plaatjes heeft, beweegt of gelezen kan worden. Zou dat nu postmodern zijn?
■