Hartsvriendinnen
Dr. P.J. Buijnsters, voortreffelijk verzorger van de brieven van Betje Wolff en Aagje Deken, slaagde er niet in een van Betjes ‘hartsvriendinnen’ te identificeren: ‘Cootje Best’, een ‘juweel’ aan wier ziel Betje de eigen ziel ‘voelde kleven’ en bovendien ‘de eenige vrouw die (...) l'Esprit verstaat en Locke kan leezen’. Wies Roosenschoon verdiepte zich in het mysterie en doet in het nieuwste deeltje van de Slib-reeks (uitgegeven door het Zeeuws Kunstenaarscentrum, Kousteensedijk 7, 4331 JE Middelburg, f 5,-) verslag van haar detectivewerk: Betje Wolff en Coosje Busken: Een hartsvriendschap. Roosenschoons hypothese is dat ‘Cootje Best’ dezelfde is als de Vlissingse apothekersdochter Coosje Busken, die recht voorbeeldig voldeed aan Betjes goede raad ‘Wascht en vermenigvuldigt’, zodat wij een onzer meest verlichte geesten uit de negentiende eeuw. Coosjes zoon Conrad Busken Huet, eigenlijk nog aan Betje danken. Behalve over de vraag of ‘Cootje’ en ‘Coosje’ dezelfde kunnen zijn, verdiepte Wies Roosenschoon zich in een aantal andere: hoe de werkdagen eruit zagen te Lommerlust in het Beverwijkse, welke logeetjes de jaloezie van Aagje wekten, welk trekschuitverkeer er was tussen Vlissingen (Betjes ‘Patrie’) en Noord-Holland, welke intellectuele (Latijnse) educatie Coosje Busken ontving, en wat de herkomst was van de rijkdom van veel van Betjes oude Vlissingse bekenden: de slavenhandel, ofwel de handel in ‘zwart kroesvee’, die de zegen meekreeg van de gereformeerde kerk. Tegenover de ooit smadelijk verjaagde Betje maakte ‘la Patrie’ iets goed: Roosenschoons innemende boekje kwam als bijdrage aan de Zeeuwse viering van Betjes tweehonderdvijftigste geboortedag tot stand met
subsidie van gemeente en provincie.
DS
Aan deze pagina werkten mee: Rik Smits, Niek Miedema, Beatrijs Ritsema en Diny Schouten.