De schoonheid van de analyse
De wereld bestaat uit twee soorten mensen: liefhebbers van het cryptogram en zij die daar heimelijk afgunstig op zijn. Je kán het, of je snapt er niks van, en dan lijkt het wel een soort toveren. Heel frustrerend. Liefhebbers buiten die schijnbare ontoegankelijkheid soms danig uit. Zo vertelde een bekende cryptocolumnist ooit hoe hij zijn uitverkorene placht te imponeren door haar op zaterdagmiddagen te bezoeken en dan in vijf minuten het Scryptogram uit haar NRC op te lossen. Peilloze bewondering was zijn deel. Wat hij haar er niet bij vertelde was dat hij eerst in een aanpalend etablissement in het geniep anderhalf uur op het ding had zitten zwoegen. Daar maakt dr. H.J. Verschuyl een eind aan. In Cryptogrammatica, Het geheim van het cryptogram (Kosmos, f 14,90) is hij op zoek gegaan naar de systematiek achter het cryptogram, de grammatica waaraan de opgaven gehoorzamen. En die blijkt heel wat minder onvoorspelbaar en irrationeel dan je zou denken. Crypto's blijken opgebouwd uit maar een viertal basistypen, en keurig regelmatige variaties daarop. De oningewijde krijgt daarmee een hulpmiddel in handen waarmee hij greep kan krijgen op zo'n glibberig ding. Maar ook voor de liefhebber heeft deze grammatica genoeg te bieden. Net zoals een filmkenner mateloos kan genieten van een bijzondere camerabeweging die een eenvoudige bioscoopganger in het geheel niet opvalt, zo biedt ook inzicht in de grammatica van het cryptogram de liefhebber een extra dimensie: de schoonheid van de analyse, van hoe mooi een opgave in elkaar zit. Wie bij het woord grammatica visioenen krijgt van verwarrende, saaie en stoffige boekwerken kan gerust zijn: Verschuyl heeft aan vierentachtig pagina's en een glossarium van vijf termen genoeg. Geen rijtjes, niets om uit het hoofd te leren. Van de vijftien hoofdstukjes op die vierentachtig bladzijden gaan de laatste zeven echt specifiek over het
cryptogram. In de eerste acht neemt Verschuyl een voor een, en telkens aan de hand van cryptogramvoorbeelden, de basisbegrippen die in zijn grammatica een rol spelen bij de kop: de relatie tussen taal en schrift, en tussen woorden en dingen, hyponymie, synonymie en antonymie. En passant wordt er vrij wat voor iedereen bruikbare basiskennis van de semantiek, de betekenisleer, aangeboden, evenals wat logica, wat altijd mooi meegenomen is. Diezelfde beknoptheid is ook de zwakke kant van het boekje. Ondanks dat Verschuyl alle moeite doet om alles helder en eenduidig te presenteren loopt hij wel eens een stapje te hard. Onoverkomelijk is dat niet, en de inhoud van wat hij vertelt maakt veel goed, maar toch, een volgende keer zouden een paar bladzijden meer geen kwaad doen.
RS