Kerkhoftoerisme
Graven zijn nog steeds in trek als bedevaartsoord. Gidsen zijn voor bedevaartsganger en kerkhoftoerist onmisbaar, want je moet maar net weten waarde favoriete dode ligt begraven en van vele grote wereldburgers is de precieze begraafplaats zelfs nog steeds niet bekend. In 1985 verscheen een boekje dat helpt bij binnenlands grafbezoek: Hun laatste rustplaats, een kerkhofgids van schrijvers, acteurs, schilders, componisten, politici, sportsterren en andere bekende Nederlanders. Het door Adelaïde van Reeth en Guido Peeters samengestelde Herinneringen in steen (De Haan, 359 p., f 69,50) leidt voornamelijk naar buitenlandse kerkhoven, al zijn ook de graven van De Ruyter, Troelstra, Roland Holst en Louis Couperus in dit boek opgenomen. Gezien de ondertitel van het boek - ‘rustplaatsen van onmiskenbare beroemdheden uit de geschiedenis van de Westerse beschaving’ - lijkt me dit wat al te veel postume eer, maar de graven zelf zijn mooi genoeg. De werkelijk schitterende foto's door Tom Weerheijm zijn aanstekelijk. Je wilt de auto pakken en bijvoorbeeld onmiddellijk, bij de klanken van het onvoltooide Requiem van Mozart (1756-1791) op de cassetterecorder, naar het Zentralfriedhof in Wenen rijden voor een bezoek aan diens graf. Of naar de Parijse begraafplaats Père Lachaise om voor haar um in het colombiarium te mijmeren over de lang vervlogen dansvoorstellingen van de immer doorzichtig geklede Isadora Duncan (1878-1927). Het lijkt een hele onderneming om de stoffelijke resten van deze bewonderde doden te bezoeken, maar het is niets vergeleken bij de inspanningen die Boudewijn Büch zich getroostte om even aan de voet te kunnen staan van de laatste rustplaats van R.L. Stevenson (1850-1894). Büch moest ervoor naar een van de Samoa Eilanden reizen, en daar aangekomen nog cens een uitputtende bergbeklimming volbrengen. ‘De hitte was
ondraaglijk,’ schrijft Büch in zijn voorwoord bij Herinneringen in steen, ‘verstikkend, de lucht leek stil te staan, dood, maar onbewust naderde ik langzaam mijn doel: zijn forse sarcofaag.’ Het waarom van zijn reis brengt Büch ook onder woorden: ‘Een groot man of een belangrijke vrouw leeft pas echt bij de lezer wanneer hij oog in oog heeft gestaan met dat onontkoombare feit waaraan geen leven ontkomt: de dood.’ Het boek staat vol met fraai gefotografeerde graven van allerlei slag, tombes, sarcofagen, urnen, grafmonumenten, zuilen et cetera. De mooiste laatste rustplaats is het in de rotsen uitgehouwen graf van de componist Edvard Grieg (1843-1907), anderen moeten zich tevreden stellen met een vrij eenvoudig kruis, zoals August Strindberg (1849-1912) op Norra Begravningsplatsen te Stockholm. Net als bij alle andere afgebeelde graven is ook bij Strindberg een korte biografische schets afgedruki. De auteur ervan meldt dat Strindbergs laatste levensfase door ‘een vorm van christendom’ wordt gekenmerkt, en schrijft later dat hij ‘na een crisis te hebben doorgemaakt in Parijs, een soort christendom aanhing’. Nu wil ik het weten ook: welke vorm was dat? Het is nog een van de mildste knulligheden die de biografietjesleverancier de lezer van Herinneringen in steen te bieden heeft. Een paar andere voorbeelden: ‘De zeeman Columbus was niet zonder ervaring toen hij in 1492 de Nieuwe wereld ontdekte.’ ‘De maatschappij-onvriendelijke Shelley,’ ‘Vele van Beethovens werken worden over de gehele wereld nog elke dag gespeeld,’ ‘Door zijn zelfontleding betrok Stendhal alles op zichzelf.’ ‘Het leven van Balzac, met zijn dandyisme en snobisme, schulden en de vele vrouwen die hem steunden, is te kenschetsen als een drama in tientallen bedrijven.’ Jammer dat deze biografische opstelletjes zo detoneren
bij de foto's: het had een memorabel boek kunnen worden.
AJ
‘Om de boeken van de drie gezusters Brontë te begrijpen, moeten we hun levens kennen: om hun levens te begrijpen, moeten we het landschap kennen waarin ze zich af speelden,’ schrijft Brontë-kenner Arthur Pollard in zijn introductie van ‘The Landscape of the Brontës’ (een coproduktie van Webb & Bower en Michael Joseph, f 64,30). Simon McBride fotografeerde alle plekken die Yorkshire tot een literair landschap maken, en die zijn niet beperkt tot de pastorie van Haworth of de grimmige verlatenheid van Emily's ‘Wuthering Heights’, al leveren de ‘moors’ welde mooiste kleurenplaatjes op. Pollards goedgekozen teksten (uit Mrs. Gaskells ‘Life’ en uit de romans van Charlotte, Emily en Anne) geven aan het album de meerwaarde die het gemiddelde vleugelboek ontbeert.
Aan deze pagina werkten mee: Mariëtte Haveman, Atte Jongstra en Niek Miedema.