Tijdschrift
Gelukkig is het werk van de Duitse kunstenares Hannah Höch niet zo onbekend als de samenstelsters van het fraai uitgevoerde herfstnummer 1988 van Lust & Gratie ons willen doen geloven. Höch leefde in het vrije Duitsland van de Weimarrepubliek en kreeg via haar minnaar Raoul Hausmann toegang tot de Dadabeweging. In vele Duitse musea en galeries werden haar fotocollages geëxposeerd en ook nu nog is in musea in bijvoorbeeld Berlijn en Hannover een uitgebreide collectie van haar werk te zien. Hannah Höch leert na haar scheiding van Raoul Hausmann in 1926, via het echtpaar Schwitters waar ze mee op reis was, in Den Haag de dichteres Til Brugman kennen. Höch breekt haar reis met Kurt en Helma Schwitters af en voegt zich bij Brugman, een verbintenis die negen jaar zou duren. Van deze artistiek vruchtbare vriendschap geeft Lust & Gratie een uitgebreid, rijkelijk geïllustreerd dubbelportret. Het liefdespaar woont afwisselend in Den Haag en Berlijn, waar ze in de kringen van Dada en De Stijl verkeren. Til Brugman was bevriend met Mondriaan, Van Doesburg. Rietveld en Huszér en publiceerde in 1923 klankgedichten in het tijdschrift De Stijl en het tijdschrift Merz, die beide onder redactie van Theo van Doesburg stonden. Na haar verbintenis met Hannah Höch schrijft ze in het Duits gedichten en grotesken, die grotendeels ongepubliceerd blijven. In Lust & Gratie is een aantal van haar verhalen opgenomen; het fraaie Prinses Zijdebil (vertaling van Prinzessin Seidopo) en Het Cactusmeisje (vertaling van Das Kakteenfräulein). Zij zijn vertaald uit de nalatenschap van Hannah Höch. Omvangrijker en nog komischer is Brugmans ‘Liefdeswarenhuis’ (vertaling van Warenhaus der Liebe). Dit verhaal is een parodie op de activiteiten van het ‘Institut für Sexualwissenschaft’ dat Magnus
Hirschfeld, specialist in seksuele varianten in het algemeen en homoseksualiteit in het bijzonder, in 1919 in Berlijn oprichtte. Het ‘Institut’ bestond tot 1933, toen het door de nationaalsocialisten werd geplunderd en alle documentatie en andere museumstukken publiekelijk werden verbrand. Deze tot de verbeelding sprekende instelling, die onder het devies ‘Amori et dolori sacrum’ aan liefde en leed gewijd was, telde honderdvijftien kamers, waar een ieder met welk seksueel probleem dan ook terecht kon. Je kon je laten opereren van man tot vrouw, juridische bijstand krijgen, tegen akelige venerische ziekten behandeld worden, in ‘adaptatie-therapie’ om je libido in de juiste, gewenste richting te krijgen, et cetera. In Brugmans krachtige ‘Liefdeswarenhuis’ zijn alle attributen voor alle seksuele varianten voorradig. De uitbaters putten zich uit in verschillende mogelijkheden. Met vooruitziende blik (Brugman schreef dit verhaal in 1931) laat zij een militaire horde aan al dit genot een bruut en gewelddadig einde maken. ‘Waar blijft die goeie ouwe authentieke geboorte?’ vraagt de bulderende commandant. Hoe kan er nou oorlog gevoerd worden als al dat sperma nutteloos nondspuit zonder kinderen op te leveren? ‘Staat wil eierstokken... geen trommelstokken.’ Als hem een miljoen celluloidkinderen voor het oorlogvoeren in het vooruitzicht worden gesteld, rukt de commandant in om zich weer aan zijn, gepassioneerde verhouding met een po te wijden. In een aantal andere bijdragen in Lust & Gratie worden de fotocollages en de zelfportretten van Hannah Höch besproken. Dat uit Höchs fotomontages een androgyne kijk op de wereld blijkt, is duidelijk. Haar collage Marlene uit 1930 speelt in op de dubbele rol die Marlene Dietrich vervulde. Zij was in seksueel opzicht zowel voer voor vrouwen als voor mannen. Dat de waardering van de kijker/ster heen en weer kan
bewegen van mannelijk naar vrouwelijk wordt door Maud Lavin oscillatie genoemd. Het taalgebruik van Lavin is even wennen. Maar de zeer mooie, in kleur gereproduceerde collages van Hannah Höch spreken ook al evident voor zichzelf.
EVA COSSEE