Ode aan de verlopen dromers
De Royal Hibemian Lounge te Dublin, omstreeks 1946. Het is theetijd. Het deftige Anglo-Ierse publiek beschouwt de wereld van achter de monocle en doet met zijn accent de glazen op de tafels tinkelen. In een hoekje van het etablissement zit een jonge Amerikaanse student van Ierse afkomst twee dingen te doen. Het eerste is trachten een baard te laten staan. Het tweede is lezen in een bundel poëzie die hem nog wat boven de macht gaat. Dan staat er ineens een met parels omhangen dame voor hem, die op gedecideerde toon constateert dat hij, ofschoon hij er wellicht zelf geen weet van heeft, op zijn stropdas de drie van oudsher aan haar familie toebehorende paardensportkleuren draagt. Zoiets kan natuurlijk niet. De jongeman verontschuldigt zich, staat op, doet de stropdas af, verontschuldigt zich opnieuw, nu voor het zich in het bijzijn van een dame zonder stropdas vertonen, en zinkt verslagen ineen. Hij zal hier nooit meer een voet zetten, neemt hij zich voor. Enkele minuten later verschijnt een kelner met een fles champagne. Er is een briefje bijgevoegd met de tekst: ‘Mocking Laughter in the last today at Fairyhouse.’ De jongeman, J.P. Donleavy, weet wat een dergelijke boodschap in Dublin betekent en stuurt de portier met een flinke som en een gepaste fooi naar het wedlokaal. Mocking Laughter wint, twintig tegen één. Het paard behoorde toe aan de dame. Dit is slechts een van de vele prachtige anekdotes in J.P. Donleavy's Ireland (Penguin, 223 p., f 32,75), een boek dat van begin tot eind straalt van levenslust. Het is Donleavy's meest rechtstreeks autobiografische werk tot op heden, compleet met foto's waar men geen genoeg van krijgt. Hoewel de auteur tegenwoordig opnieuw in Ierland woont (inkomsten uit literaire arbeid zijn op het groene eiland belastingvrij), ligt de nadruk op de jaren onmiddellijk na de oorlog, toen hij er voor het eerst ging wonen en werken, en waarin hij
van student tot boer tot schrijver werd. Dat Donleavy een verhaal goed kan vertellen is bekend, maar soms barst in dit boek de lyriek door de staccato zinnetjes heen en laat hij zich gaan in wat niet anders dan een liefdesverklaring kan heten aan een wereld van verlopen dromers, oplichters, straatvechters en eeuwige studenten. Dublin in de jaren veertig, een stad waarvan Behan-biograaf Ulick O'Connor al eens zei dat er literaire reputaties werden gemaakt en gebroken op grond van werken die nooit geschreven werden. Donleavy brak er op tijd uit en gebruikte zijn en andermans ervaringen als materiaal. Jawel, de ‘ginger man’ heeft echt bestaan, zie de foto. En de verhalen zijn zo ongeloofwaardig dat ze wel waar móéten zijn.
NM