Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdDiny SchoutenZundert, 14 augustus, 12.00 uur. Officieel begint het programma van de twintigste Autour de Vincent, Kijkdoos van toeval en cultuur op het middaguur precies. Op dat tijdstip hebben de standhouders van de beloofde ‘gezellige kunst- en informatiemarkt’ nog niet al hun artistieke waar aan aquarellen, poppen en sieraden ‘tegen braderieprijzen’ uitgestald. Wel heeft het laantje naar het Elisabethsgasthuis, voor de gelegenheid getooid met een nieuwe straatnaam - de ‘Auvers-sur-Oise-straat’ - met een geïmproviseerd terras al de zuidelijke allure, die verwijst naar Zunderts ‘jumelage-gemeente’, het Franse dorp waar Vincent van Gogh gestorven is. De Zundertse gezagdragers hebben al gewaarschuwd: geld moet er komen, véél geld, want het is nog maar twee jaar te gaan voor de honderdste sterfdag aanbreekt. Van de gemeente Nuenen is bekend dat ze daarbinnen op óók een standbeeld. Een plaquette naast makelaarskantoor Roks is al wat Zundert de Van Gogh-bedevaartganger te bieden heeft. Wel is er het door bankiers Van Lanschot geschonken beeld van Zadkine op het Van Goghplein, maar het is duidelijk zaak om niet achter te blijven. Het programma van ‘Autour de la Litérature’, het nu al weer vijf jaar vaste literaire onderdeel van het jaarlijkse cultuurfestival, begint wat later dan aangekondigd. De halfopen tent met biertapvoorziening is feestelijk versierd met tientallen wapperende stencils waarop Henk van Dijk zijn proeve van dichtkunst, ‘Uitbundelig’, heeft afgedrukt. Het publiek komt pas als een aantal sandwichmannen over de markt is uitgezwermd en kond heeft gedaan van de gratis entree. Om kwart voor twee kan Robert Poncin uit Breda, ter plaatse bekend als ‘de Schrik van de Personeelsfeestjes’, beginnen met zijn act. Poncin heeft weliswaar nog niet gepubliceerd, maar de liedjes van zijn een halfuur durend cabaretprogramma ‘Poëzie (hi, hi, hi)’, rijmen ontegenzeggelijk, en wie bepaalt dat, wat literatuur is? Poncin brengt zijn woordspelige lichte versjes over eigentijdse zaken als de pil, aids, en condooms in een professioneel hoog tempo, dat de gezichten van het publiek opgetogen maakt. Het lukt Frank Starik, uitgenodigd als vertegenwoordiger van de jongste poëziebeweging der ‘Maximalen’, niet om de toehoorders zo goedlachs te houden als daarvoor. Op Stariks als zodanig aangekondigde imitatie van Johnny van Doorn is de reactie lauw. ‘Ik zal me verder maar niet uitputten,’ mompelt de dichter, zijn meegebrachte langharige pruik wegbergend. ‘Mag ik een glaasje Spa,’ vraagt hij even later, in de onwelwillende stilte die valt na de opgewonden voordracht van het gedicht ‘Ik heb mijn vaders pik afgezaagd, mijn moeders borsten afgeschroefd, niets menselijks is mij vreemd’. ‘Ik swing niet erg vandaag, vindt u wel?’ zegt Starik wat gemelijk. Na een ‘zelfgemaakte Nederlandse fado’ over poep en pies geeft hij het op. Johan Joos, net als Starik opgenomen in het manifest van de ‘maximalistische beweging’, waarschuwt alvast: ‘Ik heb een onchristelijke kater.’ Joos begint zijn performance met het zuchtend voorlezen van passages uit de brieven van Vincent van Gogh, maar dan zwelt zijn stem aan tot volle geluidssterkte, culminerend in een reeks vrije klankassociaties, waarin af en toe een enkel woord of iets dat erop lijkt - ‘Ethiopië’, ‘harakiri’, ‘hotsitotsi’ - te onderscheiden valt. ‘Laten we zeggen dat dit deel een was,’ zegt de dichter vermoeid. Even zakt hij weg in postalcoholische zwijgzaamheid, maar zet dan een keel op waartegen de microfoon niet bestand is. Dat technisch mankement wordt spoedig verholpen. Het lijkt de waarneming en de interesse van de dichter te ontgaan. ‘Weg van hier/ergens heen,’ scandeert hij op volle sterkte, zijn kont prominent naar het publiek kerend. ‘We streven naar een mix,’ licht een gedelegeerde van het organiserend comité uit eigen beweging toe. ‘Joos vind ik persoonlijk heel intens. We hebben er wel ruzie over, hoor, maar we zijn het erover eens dat het controversieel mag zijn.’ Zijn opmerking over de gemakkelijker programmeerbaarheid van Herman Brusselmans, Maarten Spanjer en Johnny van Doorn wordt onderstreept door een plotselinge stroom belangstellenden, die de inmiddels wat leeg geworden tent opnieuw vult. Spanjer, wiens landelijke bekendheid volgens het programmablaadje ‘momenteel wordt gecontinueerd door Ster-spots’, geeft ‘voor de gezelligheid’ óók een Van Doorn-impersonatie, en leent daarvoor van de onderwijl gearriveerde ex-Selfkicker diens jasje. Met Spanjers ‘Even de roos eraf schuieren’ zit de stemming er meteen in. Na hem hebben de droogkomieke autobiografische schetsen è la Herman Pieter de Boer van Herman Brusselmans eveneens succes. Voor het echte feestvarken - vanwege diens zilveren bühnejubileum aarzelt de spreekstalmeester of hij Johnny van Doorn een ‘eminence grise’ dan wel een ‘enfant terrible’ moet noemen - wordt de bar zelfs gesloten. ‘Horen en zien zal je vergaan,’ belooft de voordrachtsvorst. Zijn publiek lijkt niets liever te willen dan dat, en brult genoeglijk, op commando, het refrein (‘Zondag, Zondaag’) van een gedicht. ‘Een gedicht van niks, natuurlijk,’ zegt Van Doorn tevreden. Het ostentatieve opstappen van twee bezoekers kan hem niet meer deren: ‘Ga gerust uw gang.’
Dit is de laatste aflevering van ‘Zijn er nog vragen?’ |
|