Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdDiny SchoutenWoodbrookerscentrum, Bentveld, 8 augustus, 20.00 uur De motivatie van de veertig deelneemsters aan de vijfdaagse Zomerweek Vrouwen, Schrijven en Literatuur (f 250,- inclusief logies en maaltijden) is groot. ‘Wil na jarenlang verzet nu eindelijk kennismaken met de structuur van literatuur,’ en: ‘Wil eens zien wat er met discipline te bereiken is in het schrijven van poëzie,’ staat in de met dikke viltstift geschreven zelfportretten die tegen de ramen geplakt zijn. De cursistes, die zich vanochtend hebben verdeeld over de verschillende schrijfwerkgroepen - de keuze is tussen ‘kreatief schrijven: proza’, ‘kreatief schrijven: poëzie’, ‘journalistiek schrijven’ en ‘tekst en muziek van het levenslied’ - houden er meer favoriete hobby's op na. Genoemd worden: theaterbezoek, tuinieren, bergwandelen, schilderen met aquarelverf, en reizen, ‘liefst naar verre landen’. De middag is besteed aan de uitwisseling van ‘waarom je schrijft of wilt gaan schrijven, en wat je van de week verwacht’. De vlugsten hebben hun eerste schrijfopdracht al klaar. Het valt niet mee à bout portant een gedicht te rangschikken uit de woorden die je zomaar invallen bij het kijken naar een ansichtkaart. Maar het resultaat is niet het belangrijkste, ‘wél het experimenteren met taal en het plezier om te schrijven. Het vertrekpunt daarbij is je eigen belevingswereld,’ heeft de begeleidster van de ‘kursus poëzie’ haar pupillen geruststellend voorgehouden. Vooral het ‘samen bezig zijn met taal’ leek een jeugdige deelneemster aantrekkelijk: ‘Sporten is toch ook leuker om samen te doen?’ Vanavond staan de ervaringen en deskundigheid van Yvonne Kroonenberg, schrijfster en journaliste ‘voor NRC Handelsblad en Playboy’, centraal, al duurt het even voordat de in een kring geplaatste stoelen ingenomen zijn. Het kunnen genieten van de lommerrijke tuin behoort ook tot de aantrekkingskracht van het vormingscentrum. Op verzoek vertelt Yvonne Kroonenberg eerst iets over zichzelf. De stoet oud-verloofdes die paradeert door haar verhaal, hoe zij tot publiceren kwam, blijkt bij het vragen beantwoorden indrukte hebben gemaakt: ‘Overweeg je niet om onder pseudoniem te schrijven? Nu kan elke nieuwe verloofde precies nalezen wat je allemaal hebt gedaan.’ De schrijfster neemt het probleem luchtig op, té luchtig naar de zin van haar publiek, dat op een brandend probleem is gestuit. De nieuwsgierigheid verplaatst zich naar een jonge vrouw die opmerkt haar eigen achternaam niet mooi genoeg te vinden: ‘Ik zou nooit een roman kopen van een schrijfster die zo heet.’ éven laat ze zich vergeefs bidden (‘Nee, dat zeg ik liever niet’), maar verder aandringen helpt: Van der Klei, zo heet ze, ‘Lelijk, hè?’ Maar dat is juist een prachtige naam, is het verontwaardigd algemeen gevoel: ‘Een mooie, echt Nederlandse achternaam.’ Met de mevrouw die Drentse verhalen schrijft en daarvoor in plaats van haar eigen, Frans klinkende naam tekent met die van haar Drentse grootmoeder, wordt meegeleefd. Het gebruik van alleen je voorletter, met het bijkomend voordeel ‘dat niemand weet of je een man of een vrouw bent’, zoals even verderop in de kring wordt voorgesteld, wordt van de hand gewezen. Wie heet er nu ‘A.’ ‘Schud je je columns zo maar uit je mouw?’ wordt gevraagd als de aandacht weer hersteld is. Eerder is, enigszins bestraffend, opgemerkt dat de schrijfster heel anders praat dan ze schrijft. Om de voorlezing van drie verhalen uit ‘Alle mannen willen maar één ding’, waaruit na gevraagde instemming ‘iets gemeens over mannen’ is uitgekozen, is hartelijk gelachen. Het wekt verbazing dat Playboy het stukje over onsmakelijke eisnorren en tot over de bilspleet afzakkende pantalons zonder bezwaar heeft afgedrukt: ‘Word je echt nooit gecensureerd, en hebben ze het recht om een column te weigeren?’ Eén groepje dames gaat Kroonenbergs luidruchtig beleden minachting voor mannen te ver. Onder de koffie in de pauze is zacht gemopper hoorbaar: ‘Ze willen ons hier zeker lesbisch maken.’ De vraag van de gespreksleidster naar de aanwezige belangstelling voor columns in het algemeen, bracht gemengde gevoelens aan het licht tegenover de feministische opinies van Renate Dorrestein. Dan is Maaike Helder, die in De Volkskrant schrijft, toch vrouwelijker. Na de pauze komen vragen over het métier aan de orde. ‘Heb je niets op reserve liggen?’ ‘Ja, maar wat doe je dan, als het papier wit blijft?’ ‘Hoe benader je een uitgever?’ ‘Moeten ze je betalen, als ze iets van je plaatsen?’ ‘Schrijf je wel eens zinnen van een collega over?’ ‘Als je elke week een column móet schrijven, blijft daar dan achteraf wel iets van waarde van over?’ ‘Als je over je familie schrijft, hoe ga je daar dan mee om?’ ‘Je hebt geen journalistieke opleiding, heb je gezegd. Waar haal je je taalkundige kennis dan vandaan?’ ‘Schrijf je op bepaalde tijden?’ ‘Waarom schrijf je alleen maar columns en geen roman?’ Het lukt de schrijfster niet steeds om ernstig en geduldig te blijven. Nee heus, speciale voorzieningen zijn niet nodig om te kunnen schrijven: ‘Je kunt het jezelf maar beter niet zo lastig maken, net zoals je maar beter geen vegetariër kunt zijn.’ Een toehoorster negeert het geproest waarmee de provocatie beantwoord wordt: ‘We zijn hier met zestien vegetariërs.’ Even later klinkt een béétje wanhoop door in de enige wedervraag van de schrijfster: ‘Mogen we nú een pilsje gaan drinken?’ |
|