Picasso
Vervolg van pagina 3
walging en haat tegen Jacqueline en het vrouwelijk lichaam vulde veel van zijn werk, ondanks publieke demonstraties van affectie voor de camera’ (volgt een foto van Picasso en Jacqueline in omhelzing).
Walging? Haat tegen Jacqueline en het vrouwelijk lichaam? Het interpreteren van emoties in schilderijen is een nogal hachelijke zaak, dat blijkt maar weer. Nog afgezien van het feit dat zij nergens een echte aanwijzing levert van enige ‘haat tegen Jacqueline’ die niet herleidbaar is tot haar eigen haat (‘Het Verwende Kind had zijn evenknie gevonden in de Verschrikkelijke Moeder, al te happig om hem te vangen in haar doodse baarmoeder om des te beter alles te kunnen koesteren wat duister, wreed, grof en boosaardig in hem was’) kan ik haar niet volgen in haar respons op dit schilderij. Ik zag het onlangs voor de tweede keer op de tentoonstelling van late Picasso's in de Londense Tate Gallery, tussen de andere ‘Mesopotamische Jacquelines’. Wat ik zag was een grote verzameling monumentale, genotzuchtige naakten met vriendelijke, lichtelijk verbaasde gezichten, en La Pisseuse vond ik een van de mooiste. Bedoelt Huffington dat vrouwen niet afgebeeld mogen worden terwijl ze urineren of de liefde bedrijven? Dan moet ze dat schrijven, maar dat schrijft ze niet.
Het is waar dat Picasso zich zelden verdiepte in het geestelijk leven van de vrouwen om hem heen, en dat hij hen meestal zag als een soort dieren. Daarmee hield hij in hoge mate zijn handen vrij om zich op zijn werk te concentreren, en het is ongetwijfeld één verklaring voor zijn enorme produktie. Hadden die vrouwen Picasso's voorbeeld maar gevolgd, dan was er niet zoveel aan de hand geweest, en had niemand zich het slachtoffer hoeven voelen.
Maar kunstwerken zijn nog iets anders dan spiegels waarin iemand zijn innerlijk blootlegt. Als Huffington het kunstzinnige aspect ter sprake brengt, laat ze de meest dwaze critici opdraven om haar eigen knokige opinies kracht bij te zetten. Wat daarbij vooral duidelijk wordt, is het contrast met wat Picasso zelf over zijn werk te zeggen heeft. Diens uitspraken zijn verreweg de interessantste, spiritueelste en grappigste die je in dit boek tegenkomt, en dat terwijl Huffington duidelijk geen moeite heeft gedaan om hem op iets positiefs te betrappen. Niet dat hij zichzelf niet mythologiseerde - dat deed hij met overgave - maar als het over zijn werk ging was hij rationeel en openhartig. ‘Als je voedsel wilt geven... in schilderijen, die voor de meeste mensen niet makkelijk te absorberen zijn, waar de meeste mensen geen orgaan voor hebben om het te assimileren, dan moét je ergens je toevlucht toe nemen. Het is zoiets als een lange en moeilijke uitleg aan een kind geven: je voegt details toe die het onmiddellijk begrijpt om zijn aandacht vast te houden en aan te wakkeren voor de moeilijke gedeeltes.’ Picasso herkende dat principe en die openlijke strategie in het werk van Shakespeare en andere kunstenaars die hij bewonderde. Dat werk, dat is uiteindelijk waar het om draait, en Arianna Huffington heeft haar zaak geen goed gedaan door er met platvoeten op te gaan stampen. Daarmee illustreert ze hooguit hoe weinig ze ervan begrepen heeft, en hoe vlak en armoedig haar eigen kijk op de wereld is, of het nu gaat om mensen of om kunstwerken.
■
La Pisseuse, 1965