Miskend genie
Van alle vormen van zelfingenomenheid is die van het vermeend kunstenaarschap misschien wel het irritantst en leent zich daardoor uitstekend voor satire. Hoe minder zelfinzicht iemand heeft, hoe beter er grappen over gemaakt kunnen worden. Harrie Jekkers en Koos Meinderts hadden een paar jaar geleden succes met Tejo, de lotgevallen van een geëmancipeerde man, waarin de hoofdpersoon zich als een kip zonder kop in de nieuwe softheid stortte. Ze zijn inmiddels toe aan hun derde boek: Kunst met peren (De Harmonie, 142 p., f 17,90) en het is duidelijk dat, zo de tijdgeest een pols heeft, zij daaraan hun vinger hebben liggen. De softies zijn naar de achterhoede gedrongen en hebben plaats gemaakt voor op carriere gespitste yuppie-achtigen; geld verdienen is belangrijk en nastrevenswaardig, maar het mooiste is toch als dat kan door middel van kunst of andere semi-creatieve bezigheden. Beroemdheid en zijn naam in alle kranten is het doel van Maarten Bok, die opgeleid is tot verpleegkundige B maar dit beroep heeft opgegeven om zijn roeping als kunstenaar te volgen. Jammer genoeg is het produceren van kunst iets anders dan het gevoel een kunstenaar te zijn en de energie die Maarten aanwendt om deze kloof te overbruggen gaat vooral zitten in het praten over zijn plannen met zijn café-vrienden en het eindeloos bijvijlen van zijn curriculum vitae dat de schriftelijke begeleiding moet vormen van een in hetzelfde café te houden tentoonstelling van gouaches die nog gemaakt moeten worden: ‘De verf wordt door de kunstenaar direct, zonder tussenkomst van penseel of kwast, manuaal (met de hand) aangebracht. Bij de totstandkoming van zijn werk kent hij geen vooropgezet plan. Wanneer een beeld er globaal en vrij snel op staat worden kleuren genuanceerd, bepaalde vormen weggehaald, andere toegevoegd of enkele verplaatst. Behoedzaam en gevoelsmatig wordt dan aan een beeld gewerkt tot eert eenheid is
bereikt. Er zijn geen titels, wat associaties en eventuele betekenissen openlaat om zo tot een eigen gedachte over en uitleg (interpretatie) van het werk te komen.’ Geld komt er niet in het laatje door dit gemodder en de kunstenaar leeft dan ook ‘noodgedwongen en voorlopig’ van een uitkering en van zijn vriendin Saskia die een studiebeurs ontvangt. Saskia heeft met kunst niet zo veel op, maar werpt wel zichzelf in de strijd om haar vriend aan een doorbraak te helpen: een toevallig opgelopen bevruchting leidt tot een draagmoederschap met lucratieve perspectieven. Terwijl Maarten denkt vader te zullen worden, weet de toekomstige moeder de verwekker van het kind handig voor een publiciteitskarretje te spannen ten dienste van de kunstenaar in spe. De verwikkelingen dreigen iedereen boven het hoofd te groeien, maar zoals het een farce betaamt, komt alles op zijn pootjes terecht. Een amusante zedenschets, waarin de kunstenaar als miskend genie doeltreffend belachelijk wordt gemaakt.
BR
Aan deze pagina werkten mee: Chris van der Heijden, Ad van Iterson. Atte Jongstra en Beatrijs Ritsema