Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdDiny SchoutenBoekhandel Donner, Rotterdam, 14 juli, 16.00 uur De reden dat een boekhandel de pers uitnodigt voor een heuse persconferentie is de mammoetomvang van de nieuwe vestiging, maar directeur C.B. Schoemakers heeft nu al spijt dat hij de term ‘cultuurpaleis’ heeft laten vallen. Het beoogde imago is dat van intimiteit. Beter is daarom de omschrijving ‘een aantal speciaalzaken onder één dak’: naar het voormalige meubelpaleis van H.H. de Klerk & Zonen aan de Lijnbaan trekken behalve Boekhandel Donner ook reisboekwinkel ‘Olivier van Noort’, kinderboekwinkel ‘Trammelant’, Wijnand van Hooff (klassieke muziek) en IT Records (jazz, beat, pop en ‘world-music’), en een coffeeshop, die wordt uitgebaat door de ‘Boulangerie de France’. De directeur stelt zich de klant al voor, die om 's ochtends negen uur de (liefst regenachtige) dag begint met een ‘Frans ontbijtje’ a raison van f 4,95, en vervolgens al bladerend en luisterend een aantal heerlijke uren zoekbrengt, totdat het uur van sluiting is aangebroken. De kunst om hem daartoe te verleiden kent haar raffinementen, zoals een roltrap die alleen naar boven gaat, en de ‘aanbiedingen’ op bijna de hoogste verdieping. De anonimiteit die een warenhuis aankleeft moet zorgen dat ook de niét-lezers hun drempelvrees voor boekhandels overwinnen. Ook bij de keuze van de plek voor het gebonden leesvoer, discreet achter de lift, kwam psychologische kennis kijken. Het is van daar maar een paar treden op naar de Nederlandse literatuur, een opstapje dat Schoemakers zijn clientèle graag ziet maken. Het is nog de vraag of de Privé een plaats krijgt tussen de tijdschriften, maar dat besluit heeft met de standing van de zaak te maken, niets meer met de streng-gereformeerde principes die het bewind van oprichter J.H. Donner, oom van de schaker, eertijds kenmerkten. De tijd dat het fonds van De Arbeiderspers als te goddeloos gold om ter verkoop aan te bieden is definitief voorbij. ‘Totaalboekwinkel’ Donner (tweeduizend vierkante meter verkoopruimte) opent deze zaterdag zijn deuren. Nú wordt op alle vier etages nog verwoed getimmerd. Op veel plekken ontbreekt nog het zachte tapijt, dat bedoeld is om het intiem-huiselijke karakter van de verschillende afdelingen te creeren. Contrasterend hard vinyl markeert de looppaden. De meeste boekenkasten - de huisvesting voor honderdduizend boeken - kunnen al worden ingeruimd. De architect verklaarde, als beddenfabrikant Charles van Ganzen tegenover Boorman, ijzer vergaand superieur aan hout, want ‘houten planken buigen door’. De bekroning van de metalen kasten met natuurstenen frontons vereiste nog een heel speciale constructie. De directeur is ontroerd door hun aanzicht: ‘Vindt u ook niet dat het net Griekse tempeltjes zijn?’ Toch ontbreekt er nog iets aan Schoemakers jongensdromen. Zijn scenario voorziet nog in de verkoop van software en bladmuziek, benevens de vestiging van een galerie, ‘en ik weet zeker dat het ook daar eens van zal komen.’ Nu al beschikt Donner over een semipermanente tentoonstellingsruimte. Drie maanden per jaar vindt er de héle ‘handling’ van de schoolboeken plaats, maar wat zou buitenlandse uitgevers kunnen verhinderen om in Rotterdam een tussenstop te maken vanuit Frankfurt, om ook hier hun fonds te exposeren? De kansen om een ‘literair ontmoetingspunt’ te verwezenlijken zijn des te groter nu de tentoonstellingsruimte van de Rotterdamse Kunststichting onlangs wegviel. Schoemakers' uiteenzetting over ‘de filosofie achter onze totaalboekhandel’ stelt het merendeel van de aanwezige leden van de pers tevreden. Slechts de journalist van de kwaliteitskrant wil er nog wel het zijne van weten, maar hij bewaart zijn vragen liever voor een exclusief, persoonlijk gesprek, zo dadelijk. Mag dat? Dat mag, maar mag de directeur dan zélf een vraag stellen? Natuurlijk, maar op het gevraagde oordeel over de inrichting van wat toch maar het liefst een ‘cultuurwinkel’ moet heten, komt slechts wat onduidelijk gemompel. En dan heeft Schoemakers nóg iets op zijn hart: ‘U en uw collega's spelen met boekbesprekingen en boeksignalementen een belangrijke rol in het informeren van het publiek, maar wéét u wel dat het voor de boekhandel heel moeilijk is om aan de door u opgewekte behoefte te voldoen?’ Ook al wordt het personeel van gratis abonnementen voorzien, het blijft een probleem om aan vragen als ‘dat boek over Iran, u weet wel’ te voldoen. Als de programmeur van het bedrijf straks tijd over heeft gaat hij daarom een computerprogramma maken, dat recensies bereikbaar maakt op zeer vage trefwoorden. Zulke service is bedrijfseconomisch interessant: ‘Het is in ons belang om die behoefte niet te laten wegebben.’ Nu het bedrijfsrendement dan toch ter sprake komt: Schoemakers heeft als rechtgeaard ondernemer niet zoveel verbeelding dat hij zich als ‘cultuurdrager’ wil manifesteren. De beoogde jaaromzet van twintig tot vijfentwintig miljoen gulden maakt dat er, wat de omloopsnelheid van boeken betreft, inderdaad wel eens concessies moeten worden gedaan, ‘hoewel wij hier natuurlijk het systeem van interne subsidie kennen.’ En al worden ook bij Donner winkeldochters getolereerd, ‘er zijn toch spanningsvelden.’ Het verlossende woord wordt gevonden als Schoemakers zijn plannen tot het samenstellen van ‘onderwijspakketten’ ten behoeve van wetenschappelijke instituten en scholen ontvouwt: ‘Noemt u ons liever makelaar.’ |
|