Vrouw bedreigd
‘Heb je het ontstellende schandaal gelezen veroorzaakt door het boek van juffrouw Alie Smeding, De zondaar? Gruwelijke pornographie schijnt dat te zijn, en de arme schrijfster is als vrouw aangevallen in de bladen. -Ja- en een martelares gelijk wordt zij door iedereen door de modder gesleurd.’ Dat schreef E. du Perron in september 1927 aan zijn vriend A.C. Willink over deze vergeten roman van een vergeten schrijfster. Aan Alie Smeding werd een themanummer gewijd door het tijdschrift Uitgelezen Boeken. (Abonnement door overmaking van f 25,- op Postbank 1781409 t.n.v. uitg. De Buitenkant te Amsterdam.) Afgezien van een biografische inleiding door Margot de Waal werd dit ‘katern voor boekenkopers en boekverkopers’ gevuld door Louis Putman, die een grote hoeveelheid materiaal bijeenbracht: brieven, bio- en bibliografische gegevens, stukken over uitgevers en boekbandontwerpers, recensies, et cetera. Als alle eerdere afleveringen van Uitgelezen Boeken is ook dit julinummer weer fraai uitgevoerd. Eveneens gebruikelijk zijn de losse bijlagen: een facsimile brief aan Frans Coenen waarin Smeding klaagt over het verstikkende milieu in haar woonplaats Enkhuizen, alsmede Du Perrons ‘Ballade der Polderlandsche onrustige kapoenen’:
Sade, Restif, Cleland! Waakt over haar!
Hoedt u voor de oude bokken die zijn gaan mokken:
Polderlands leestrommels zijn in gevaar!
't Verhaaltje is minder sterk toch als gewaagd,
Een goede maag kan heel wat sterkers slokken.
Alie Smeding heeft veel geschreven over ‘het sexuele probleem’. in Tusschen de golven (1918) is sprake van ongehuwd moederschap, de personages in Menschen uit 'n stil stadje (1920) hebben een sterk seksueel verlangen, bij de vrouwelijke hoofdpersoon in Sterke webben (1922) is sprake van seksuele begeerte, waaraan de protagonist in Achter het anker (1924) bijna ten gronde gaat. Smedings meest autobiografische roman Duivelsnaaigaren (1926) gaat over een vrouw, die zoals ze het een jaar na verschijnen in een interview zou zeggen: ‘Ongenood aan den kant van den weg blijft staan met een gezond lijf, verlangend een man gelukkig te maken, maar ze blijft staan.’
In De zondaar (1927) behandelt Alie Smeding vele onderwerpen tegelijk: voorbehoedmiddelen, abortus, prostitutie, buitenechtelijke relaties, echtscheiding, enzovoort. Haar openhartigheid schokte de recensenten en ook niet-scribenten maakten zich razend: zowel Smeding als haar uitgever ontvingen dreigbrieven en toen ze een keer langs een bouwplaats liep viel er ‘toevallig’ een steen naar beneden. Alle opwinding is tegenwoordig nauwelijks meer te begrijpen. ‘Anno 1988 is het schokkendste aan De zondaar de volstrekte humorloosheid,’ schrijft Margot de Waal, ‘het beperkte denkraam van de hoofdpersonen en in verband hiermee, de lengte. Knap aan het boek blijven fragmenten (...).’ Alie Smedings literaire werk heeft zijn kortstondig bestaan vooral te wijten aan een gebrek aan afstand: ze stond te weinig boven de stof en wist onvoldoende te stileren. Dat ze toch de moed heeft gehad onverbloemd over haar onvervulde leven te spreken en te schrijven, maakt een hernieuwde aandacht voor haar werk verdiend.
‘Aan de kant van de weg staan’ heeft Alie Smeding niet haar hele leven hoeven doen. Nota bene De zondaar bracht haar in contact met de vrijzinnige dominee Van Wijhe, met wie ze in 1928 trouwde. De rest van haar oeuvre getuigt van haar ‘redding’: het is overwegend religieus. Haar eerste roman Tijne van Hilletje (1928) met deze ‘nieuwe’ toon krijgt goede recensies. ‘Het lijkt wel uit pure opluchting,’ schrijft Margot de Waal.
AJ