Liefdadigheid
Eind vorige eeuw werd de protestantse bourgeoisie in Boston verbijsterd door de toevloed van proletarische immigranten, meestal nog rooms ook, want veelal Iers en Italiaans. Verpauperde gezinnen vol dronkenschap en geweld. En daar werden toekomstige Amerikaanse staatsburgers opgevoed! De liefdadigheid greep in. Met haar acties zat zij op een lijn met het opkomend feminisme: de man als bruut, de vrouw en kinderen als slachtoffers. De feministen hielden er wijselijk hun mond over dat dit het patroon was in alle sociale milieus. De hervormingsbeweging kwam immers op gang omdat men de misstanden bij anderen kon lokaliseren. ‘Ons soort mannen’ deed zulke vreselijke dingen niet.
Toch was men volgens Gordon radicaler dan de zogenaamde ‘progressieve’ professionele hulpverlening die vanaf het begin van deze eeuw het werk van de liefdadigheid overnam. Men had oog voor alle vier vormen van geweld en de ongelijkwaardigheid van seksen als oorzaak. Men streed voor de individuele waardigheid van vrouwen, die binnen het gezin economisch wel afhankelijk van hun man waren, maar emotioneel en moreel zijn gelijken behoorden te zijn. En in de derde plaats begreep men in navolging van het feminisme dat geweld jegens kinderen en geweld jegens vrouwen niet los van elkaar gezien konden worden.
De sociaal-maatschappelijke optiek veranderde in de eerste jaren na de eeuwwisseling. Niet het individu, maar het gezin kwam voorop te staan in het denken van de professionele hulpverleners. Individuele belangen werden ondergeschikt gemaakt aan het instandhouden van het gezin. De verhoudingen binnen het gezin stonden niet meer ter discussie, men zocht de oorzaak van gezinsmisstanden buiten het gezin in slechte behuizing, honger en ziekte. Het socialisme wordt slechts één keer terloops genoemd, het is tenslotte een Amerikaans boek. De progressieve idealen die in die tijd door de hulpverlening werden gehanteerd vertonen daarmee echter alle overeenkomsten. Van woningbouwvereniging tot begrafenisverzekering. En vooral een man die voldoende verdient voor zijn gezin, zodat zijn vrouw niet uit werken hoeft. Gordons these is dat wat in het algemeen als maatschappelijke weldaad was bedoeld, het zicht heeft ontnomen op de emotionele ellende binnen de gezinnen. In het verlengde daarvan past de door haar geconstateerde overhand van kinderverwaarlozing in de archieven en een bagatellisering van de andere drie geweldsvormen: kindermishandeling, in eest en vrouwenmishandeling.
Verwaarlozing heeft de minste samenhang met de machtsongelijkheid van seksen. Een onbedoeld bijverschijnsel was bovendien dat het meer de moeder in de schoenen was te schuiven dan de vader. De lotsverbondenheid van moeder en kinderen werd hiermee tenietgedaan. Parallel hieraan taande de invloed van het feminisme. De tendens van het niet meer ernstig nemen van incest en mishandeling zette door en werd door de depressie versterkt. De man had het moeilijk, de vrouw moest het gezin bijeen zien te houden. Begrip voor de man die zijn vrouw sloeg als zij het huishouden verwaarloosde, al werd het wel ernstig afgekeurd. Maar nooit kwam in de aantekeningen de omgekeerde gedachte voor: dat verwaarlozing het enige machtsmiddel was dat de vrouw had in haar strijd met haar mishandelende man.
In de jaren veertig en vijftig werd onder invloed van de psychoanalyse in Amerika de nadruk op het gezin nog groter: het zich kunnen voegen in het gezinsleven werd de kern van een volwassen persoonlijkheid. In de archieven komt steeds vaker het woord ‘neurotisch’ voor als het gaat om vrouwen die protesteren tegen geweld in hun gezin.
Gordons onderzoek gaat niet verder dan 1960 om de privacy van nog levende cliënten te beschermen. Begrijpelijk, maar het is wel een allerongelukkigst moment. Want toen kwam de pil, die vrouwen een tot dan toe ondenkbare vrijheid gaf en die een belangrijke bron van de machtsongelijkheid wegnam. En toch bleven mishandeling en incest bestaan. Dat doet veronderstellen dat de door Gordon beschreven maatschappelijk gesanctioneerde ongelijkheid weliswaar een rijke voedingsbodem was voor gezinsgeweld, maar dat die het op armere grond ook goed doet. En dan komt men toch weer bij psychologische verklaringen uit, bij individuele persoonlijkheden die geen structurele ongelijkheid hoeven aan te treffen, maar die zelf in hun eigen situatie ongelijkheid kunnen teweegbrengen.
■