Emotionele prikkels
Hieraan is met de verschijning van Radio onder restrictie een einde gekomen. Wijfjes behandelt niet alleen de werkzaamheden van de Radio Omroep Contrôle Commissie uitvoerig, hij staat ook stil bij de ontstaansgeschiedenis van de radiocensuur vóór 1930. Van de eerste reprimande aan het adres van radiopionier H.H.S. a Steringa Idzerda in januari 1920 tot en met de laatste goedkeuring van een lezing van VARA-bestuurder Arie Pleysier in dezelfde maand van 1941, worden we ingelicht over praktijk, achtergronden en gevolgen van de overheidsbemoeiing met radioprogramma's. De vanaf 1941 rechtstreeks door de Duitse autoriteiten uitgeoefende censuur valt buiten het bestek van Wijfjes' onderzoek.
Brief van de Radio-omroep controle-commissie aan de VARA, januari 1931
De ROCC in 1931: v.l.n.r.: mr. P.E. Briët, mr. W.H.M. Werker, voorzitter dr. J.Th. de Visser, secretaris E.P. Weber, mr. W.J. Berger, E.N. van Kleffens staat niet op de foto
In Radio onder restrictie worden voor het eerst de programma's tot middelpunt van onderzoek gemaakt en alleen al daarom hebben we te doen met een uniek werk. Het boek bestrijkt echter meer dan het terrein van de omroepgeschiedenis en is ook een bijdrage aan wat wel ‘mentaliteitsgeschiedenis’ wordt genoemd. De auteur wijst erop hoe in deze jaren de reactie op moderniseringen als de radio gekenmerkt werd door zowel afwijzing van lichamelijke en emotionele prikkels als morele bevoogding door elites.
Bij de omroep leidde dit tot snelle aanvaarding van preventieve censuur, die ervoor moest waken dat de programma's binnen de traditionele fatsoensnormen bleven. ‘Het betekent dat in de uitzendingen niet alleen godsdienstige opvattingen en de daaruit afgeleide sexuele en huwelijksmoraal beschermd worden, maar meer in het algemeen dat aanstoot vermeden wordt. Daaronder is te verstaan datgene, wat luisteraars zou kunnen prikkelen tot emotionele reacties. Dat kan uiteenlopen van “volks” taalgebruik en profanie tot godsdienstig en politiek radicalisme.’
Wijfjes stelt dat de wettelijk geregelde censuur in de door hem onderzochte periode beschouwd werd als een vanzelfsprekende zaak. Hij noemt het vinden van een verklaring voor die vanzelfsprekendheid een belangrijk doel van zijn boek en zoekt haar in het maatschappelijk en politiek overwicht waarover de confessionele groepen in de jaren twintig en dertig beschikten. Het is jammer dat deze verklaring niet helemaal overtuigt. Op verschillende plaatsen in Radio onder restrictie wordt melding gemaakt van niet onaanzienlijk protest tegen de censuur. Ruime aandacht is er voor het felle verzet van de socialisten en de VARA. Enigszins versnipperd wordt gewezen op twijfels in de niet-socialistische pers, bij de overige omroepen en bij de liberalen. Vooral de positie van laatstgenoemden is echter interessant. Wijfjes merkt op dat de liberalen zich nauwelijks tegen de censuur verzetten uit onvrede met de zendtijdverdeling en vooral met het optreden van de VARA. Dit smaakt naar meer. Kennelijk was de liberale invloed zo groot dat Wijfjes meent te moeten spreken van een liberaal-confessionele staat, maar toch ook zo gering dat ze de verdeling van radiozendtijd naar levensbeschouwelijke richting niet kon verhinderen. Dit laatste had tot gevolg dat de liberalen hun principiele afwijzing van de censuur lieten varen en dus de confessionele politiek op dit punt aanvaardden. Een nadere uiteenzetting van de liberale positie had hier verhelderend kunnen werken. Ook meer in het algemeen lijken de in het interbellum levende twijfels over de censuur een samenhangender behandeling te verdienen dan de in het boek gespreide opmerkingen waarmee Wijfjes volstaat.
Tekening uit ‘Het Volk’, 27 januari 1934 naar aanleiding van de dag dat de VARA niet mocht uitzenden vanwege de vijf minuten stilte die zij in achtgenomen had na de terechtstelling van Van der Lubbe
Radio onder restrictie is ook een bijdrage aan de geschiedschrijving van de Nederlandse sociaal-democratie. Het grootste gedeelte van het boek is gewijd aan de verhouding tussen de Radio Omroep Contrôle Commissie en de VARA, de omroep die met de censuur het meest te stellen had. Wijfjes schetst hoe in de programma's van de VARA de aanvankelijk strijdbare toon in de loop van de jaren dertig steeds gematigder werd. Exponenten van een militant-propagandistische strijdcultuur legden het op den duur af tegen de meer op zichzelf gerichte cultuur-socialisten. De censuur speelde daarbij naast andere factoren een cruciale rol. Wijfjes' betoog klinkt plausibel en dat geldt ook voor de stelling dat de VARA binnen de moderne arbeidersbeweging een voortrekkersrol speelde bij de integratie in de nationale cultuur en politiek.
Minder overtuigend en overbodig lijkt het begrip ‘strijdcultuur van de arbeidersbeweging’ dat Wijfjes in dit verband meent te moeten introduceren. Deze strijdcultuur kenmerkte zich door haar polariserend karakter en had de VARA de eerste tijd na 1930 in haar ban. ‘Centraal in die cultuur staat het eigen gelijk,’ aldus Wijfjes en hij verwijst daarbij naar dogma's als klassenstrijd en antimilitarisme. Het is de vraag of meekijken over de schouders van de leden van de Radio Omroep Contrôle Commissie de aangewezen weg is om te komen tot zulke stellige conclusies over de cultuur van de arbeidersbeweging. Een andere selectie van uitingen van deze beweging levert ongetwijfeld andere kenmerken op: hoop of saamhorigheid bij voorbeeld. Wijfjes maakt niet duidelijk wat de status van het door hem opgevoerde begrip is; wat hij ‘strijdcultuur van de arbeidersbeweging’ noemt, lijkt vooral te bestaan uit de elementen in de cultuur van deze beweging, waaraan de censuur in de jaren dertig aanstoot nam.
Radio onder restrictie geeft een ontluisterend beeld van de vooroorlogse omroep. Niet alleen werden de zendgemachtigden door direct ingrijpen in hun uitingen beknot, het optreden van de Radio Omroep Contrôle Commissie had ook tot gevolg dat zelfcensuur werd toegepast om aanvaringen te voorkomen. Klaarblijkelijk denderde in wat wel de gouden jaren van de radio wordt genoemd Willem Vogts legendarische Bonte-Dinsdagavondtrein pas door de ether als in Den Haag het sein ‘veilig’ verondersteld kon worden. VARA's eigen Ome Keesje kon zijn wereldwijsheden niet naar voren brengen zonder rekening te houden met het wakend oor van de radiocontroleur. Met Radio onder restrictie als laatste, is een lang uitgebleven licht geworpen over een tot dusverre in meer opzichten duistere kant van de Nederlandse samenleving in de periode tussen beide wereldoorlogen.
■