Goud en zilver
Wat denkt u zelf als u het boek ziet?
‘Het ziet eruit als een enorme vuilnisbak. Je kan er kop noch staart aan krijgen. Alsof je met een recordsnelheid door een museum loopt. Na een tijd begin je eraan te wennen en merk je dat er logica in deze waanzin zit. Elke keer treft me de progressie, je ziet de beelden preciezer worden, van zwarte, gebalde, abstracte vormen, aan Cobra en aan de tijd gebonden. Dat verdwijnt en er komen andere dingen voor in de plaats.
Toen de uitgever me de maquette in Parijs kwam tonen, was ik echt geïmponeerd. Ik dacht: zó. Ik ben er uiterst opgetogen over, het is een van de mooiste kunstboeken die ik ken, echt waar. Het is een vermoeiend boek, omdat je van de ene pagina in de andere moet duiken. Voor mij was het dubbel vermoeiend, omdat ik tegelijkertijd projecteerde waar het vandaan kwam. Ik zag het allemaal weer terug. Zoals dat grote schilderij bij Knoll International, daar is niets van overgebleven, maar toen zag ik zo'n klein dingetje en ik dacht: dat is er ook nog geweest.’
Claus loopt de reprodukties in het boek door, wijst op wat erop te zien is: meneer en mevrouw Landuyt, letterbeelden (‘op een bepaald moment ben ik zeer geïnteresseerd geweest in alles wat met schrifturen, tekentjes te maken had, zoals bij Cobra, maar dit hadden ze veel te geometrisch gevonden, want de rechte lijn was uit den boze, die bestond niet in de natuur’), een doodziek prinsesje, de races in Francorchamps, de classicistische periode, de moord op Kennedy, ‘een agent die nogal brutaal was toen hij me tegenhield’, de brievenbus van Salinger (‘die móést je toen gelezen hebben, zijn Nine Stories, nee, niet The Catcher In The Rye, dat vonden wij te makkelijk, te banaal’), het leven van Nietzsche in twaalf staties, (‘er staan hele verhalen in, ik had een kameraad, hier zijn ze met z'n tweeën, daar is er maar een meer’), imitaties ‘met een deuk erin’, de onafhankelijkheid van Belgisch Congo, Proust, Pernath, een zelfportret (‘ik vrees het, ja’).
‘Eigenlijk zou ik een avondje moeten doorbrengen bij alle mensen die het boek gekocht hebben, om uit te leggen hoe en wat en waarom. Hier, Rubens aan de wandel met zijn vrouw, zie je, als ik er niet bij ben om dat te vertellen, weet men dat niet. Daar wordt geciteerd uit een rebus. Een kleine metafoor voor de manier waarop ik de dingen doe.’
Dit doet denken aan het werk van...?
‘Spilliaert. Ik ben een groot bewonderaar van Spilliaert en als ik iets maak wat daar toevallig op lijkt, zal ik dat niet negeren.’
Het boek eindigt met een rustig, sober beeld van een kussend paar. Is dat The End?
‘Jazeker, het eindigt op de trivialiteit zelf. Goud en zilver.’
En het schrijven, is dat ook zo prettig?
‘Schrijven? Veel lol is er niet aan te beleven. Wel lucht het op als het eenmaal op papier staat. Dat is analoog aan die gek die met zijn hoofd tegen de muur slaat, en die op de vraag waarom hij dat doet, antwoordt: het is zo lekker als ik ermee ophoud.’
■