[9 juli 1988 - Nummer 27]
Ter zake
Diny Schouten
Wegens ‘bijzondere verdiensten voor het boek’ kreeg dr. L. de Jong de gouden D.A. Thiemepenning uitgereikt namens de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels. De lijst van eerdere toekenningen van de prijs, die in 1879 werd ingesteld als huldeblijk aan uitgever Dirk Anthonie Thieme, telt illustere namen van auteurs en uitgevers, onder wie Louis Couperus, Willem Kloos, Johan Huizinga, Adriaan Roland Holst, Emmanuel Querido en Geert van Oorschot. Dr. De Jong werd op suggestie van een boekverkoper uitverkoren. De voorzitter van de Vereeniging prees de vierentwintig banden van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog als ‘een prestatie van zeer bijzondere maatschappelijke betekenis, die uniek mag worden genoemd in de geschiedenis van het Nederlandse boek’. Om de uiterst efficiënte wijze waarop hij bij elke verschijning van een nieuw deel voor free publicity zorgde, hoorde De Jong zich ‘een droomauteur’ noemen, een compliment dat met harde cijfers kon worden ondersteund: er werden van De Jongs standaardwerk 2,7 miljoen banden verkocht met voor de boekhandel een omzet van naar schatting honderdvijftig miljoen gulden.
Uitgeverij Dedalus had zich al verheugd in de opdracht om ook dit jaar het Vlaamse boekenweekgeschenk te mogen verzorgen. Dat was vorig jaar voor de eerste maal gebeurd, toen de Vlaamse Boekverkopersbond het publiek verraste met Hugo Claus' ‘Chateau Migraine’. Dedalus kwam met de Boekverkopersbond overeen dat het aardig zou zijn om na het succes met een zeer grote ‘Vlaamse reus’ nu te komen met een ‘jonge god’. Herman Brusselmans zette zich daarop aan het schrijven van Iedere zondag sterven & doodgaan in de week. Tegelijk met de binnenkomst van Brusselmans' manuscript kwam Dedalus-uitgever Ronald Grossey ter ore dat het niet meer nodig was: de VBVB, de Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen had zich over het geschenk ontfermd en was erin geslaagd om een sponsor te vinden in de Taalunie, waardoor de oplage van de oorspronkelijk geplande 20.000 exemplaren verhoogd kon worden tot 55.000. Monika van Paemel werd aangezocht voor de opdracht van het schrijven ervan. Een wat veiliger keus, moet Grossey toegeven, ‘want Brusselmans is wel controversieel’. Uitgeverij Dedalus heeft nu het nakijken, want de overeenkomst met de Boekverkopersbond was gebaseerd op een mondelinge afspraak, en de auteur bood het inmiddels aan aan zijn eigen uitgever, Bert Bakker. De boekverkopers hebben hun excuses aangeboden aan Dedalus, benadrukt VBVB-directeur Anton Wouters. De vraag waarom Brusselmans werd gepasseerd maakt Wouters ietwat ongeduldig: ‘Wij waren al rond met ons voorstel, en de Boekverkopersbond heeft dat besluit goedgekeurd. Het sluit niet uit dat we volgend jaar aan Brusselmans zouden kunnen denken.’
Uitgeverij Unieboek betaalde het recordbedrag van 55.000 dollar voor een nieuw boek van historica Barbara Tuchman. Met The First Salute hoopt Unieboek-uitgeefster Yvonne van Oort het ‘gewicht’ te kunnen geven dat aan de Fibula-reeks haars inziens de laatste jaren, na alle Unieboek-reorganisaties, ontbrak. Tuchman schrijft over de vooravond van de Amerikaanse vrijheidsstrijd. Omdat ze volgens de ‘outline’ van het manuscript ingaat op het Nederlandse voorbeeld van de Tachtigjarige Oorlog, zag Bert Bakkers hoofdredacteur Mai Spijkers er een voor de Nederlandse markt interessant boek in. Spijkers' bod van 25.000 dollar op de rechten wordt nu door collegauitgevers gezien als het op onfatsoenlijke wijze proberen toeëigenen van andermans auteurs en als nodeloze prijsopdrijving, want de Engelse agent A.M. Heath besloot tot een veiling van de rechten. Dat is in elk geval de mening van Frits Vesters van uitgeverij Agon, waar men tot dusver gewend was om voor de zes in het fonds aanwezige Tuchman-titels niet meer dan 10.000 gulden te betalen. ‘Waar gaat dat heen’, zo omschrijft Vesters zijn reactie. Agon overtroefde Bakker met een bod van 75.000 gulden, ‘de uiterste grens van onze calculatie.’ Wat Vesters betreft is er een code doorbroken: ‘Zulke bedragen kwamen tot nu toe alleen voor bij populaire fictie, niet bij non-fictie.’ Bij Bert Bakker wijst Mai Spijkers de beschuldiging aan zijn adres ferm van de hand met het argument dat Tuchmans agent te weinig vertrouwen had in het nieuwe (van Elsevier) verzelfstandigde Agon. Spijkers is opgelucht dat de deal niet doorging: ‘Ik heb het boek inmiddels kunnen lezen, en het is
een aardig boek, maar ik zou me niet erg safe hebben gevoeld dat ik het geld zou hebben terug verdiend.’ Unieboeks Yvonne van Oort is vanzelfsprekend optimistisch over de vooruitzichten van een goede promotiecampagne en zelfs over de eventuele komst van de zesenzeventigjarige Tuchman: ‘Maar het bij vrouwelijke auteurs al gebruikelijke promotiezinnetje dat de auteur er aantrekkelijk uitziet, ontbrak deze maal.’
Schrijfster Sue Townsend - De dagboeken van Adrian Mole; De groeipijnen van Adrian Mole - bracht een bezoek aan de Sovjetunie, deel uitmakend van een delegatie van zes Britse schrijvers: Timothy Mo, Christopher Hope, Paul Bailey, Alan Bennett en Craig Raine. The Guardian drukte haar dagboek af. Townsends verslag is vooral schuldbewust: meteen al na het zien van een naargeestige Goem-etalage maakte een hysterische slappe lach zich van de groep meester die niet meer bedwongen werd. ‘Het leek of we de hele tijd gierend doorbrachten, met tranende ogen en stampende voeten.’ Redes van de Britse delegatie voor de Moskouse Schrijversbond over het discussiethema ‘Beïnvloedt het verleden uw werk’ werden beleefd maar zonder reactie aangehoord. Een in het restaurant van de Schrijversbond aangetroffen zeer dronken en oud geworden Jevtoesjenko zorgde voor schaterpartijen toen diens artikel over de gevaren van alcohol een dag later in de Pravda verscheen. Townsends schaamtevolle terugblik op de zo beleefde Russische ontvangst bevat een klacht: de schildwacht bij de begraafplaats verhinderde een bezoek aan Tsjechovs graf. De gids van het gezelschap probeert hem te overreden met het argument dat ze zes Britse schrijvers bij zich heeft: ‘Nou en,’ was het gevatte antwoord, ‘ik kan lezen dat ze er niet in mogen.’ Tsjechov zou de grap gewaardeerd hebben, bedenkt het gezelschap starend door het hek.
Een opvallend grote advertentie bejubelt in de Weekkrant Suriname het oeuvre van Astrid Roemer. De slogans ‘Blijf bij - Geef Roemer Kado’, en: ‘Geef Astrid Roemer als stimulerend emancipatie-geschenk’ worden gevolgd door lovende adjectieven als ‘gewaagd’, ‘schokkend’, ‘ingenieus’, ‘provocerend’, ‘onthullend’, ‘nostalgisch’, ‘ontroerend’ en ‘teder’, elk één voor Roemers acht titels. De advertentie is ondertekend door Roemers drie uitgeverijen, Conserve, In de Knipscheer en De Geus, die eensgezind van mening zijn dat ‘Literatuur individuen uit hun isolement (wil) halen; sociale krachten op gang brengen; hele volksstammen helpen om hun zelfrespekt en waardigheid terug te vinden.’ Maar voor Frank Knipscheer van uitgeverij In de Knipscheer is de tekst nieuw: ‘Astrid Roemer heeft ons alleen om een financiële bijdrage gevraagd.’ De schrijfster zelf betoont zich zeer tevreden over haar initiatief: ‘Ik kwam op het idee omdat op 1 juli gevierd werd dat de slavernij honderdvijfentwintig jaar geleden werd afgeschaft. Binnen de Surinaamse gemeenschap is weinig aandacht voor literatuur, maar zo'n datum is wel aanleiding om over dingen na te denken. Vandaar.’ De enigszins belerende tekst zou niet geschikt zijn voor een advertentie in Vrij Nederland of De Groene, geeft Roemer toe: ‘Hij is zeer doelgroepgericht.’ Dat zijzelf de enig verantwoordelijke is voor de tekst ervaart ze niet als ongewoon: ‘Tenslotte zijn schrijvers in Suriname eraan gewend om alles zelf te doen.’