John Updike
Vervolg van pagina 13
heet neuken in het Sanskriet’): maithuna, vooral groeps-maithuna, ‘is in de kern een geestelijke daad’. Sarahs relatie met de Arhat wordt al snel bijzonder geestelijk.
De roman wordt verteld aan de hand van brie ven en bandjes die Sarah stuurt aan haar man, moeder, dochter, kapster, tandarts, psychiater, bank, beste vriendin. Tegen elk van haar correspondenten bedient Sarah zich van een andere toon en een andere identiteit (‘Liefs, S.’; ‘heel veel liefs, moeder’; ‘Met hartelijke groeten, Sarah Worth’). Die vorm is zeer doeltreffend: Updike imiteert met veel plezier de verscheidene stemmen van zijn heldin en de optelsom is een gedenkwaardige karakteristiek, zeer overtuigend op de climax na. Ik kon niet echt geloven in Sarahs criminele kant als ze besluit de ashram met de eigen wapens te verslaan en voor zichzelf een groot fortuin naar de Bahama's te sluizen.
Updikes onderzoek naar de traditie en het woordgebruik van de Sanskritische mystiek is nauwgezet verricht en hij biedt ons als bewijs daarvan een nuttig glossarium. Maar hoe gewetensvol hij ook zijn huiswerk heeft gedaan, hij neemt niets van dat alles ook maar een ogenblik serieus en is er onvoldoende in geïnteresseerd om het anders dan als flauwe kul te behandelen. Aan het slot maakt hij zijn hele verhaal tot een farce door te onthullen dat de Arhat eigenlijk een ondernemende jodenjongen genaamd Art Stein metz is, zelf uit Boston, maar uit een armoediger deel van de stad dan Sarah.
Waar de roman uiteindelijk om draait is het achteloze functioneren van egoïsme, hebzucht en gefoezel in een maatschappij waar oprechtheid en ernst uit het oog verloren zijn. Wat begint als een luchthartige satirische uithaal naar een groot en waardig doel, verliest op het eind zijn fleurige laagje humor, en wat eronder ligt is een koud brok minachting.
■