Angst en spanning
Waarom eet Elly Ameling voor een concert altijd een banaan en bijvoorbeeld nooit een sinaasappel of een stuk hazelnoottaart? Het antwoord blijkt voor de hand te liggen, maar geen mens die er ooit bij stilstaat: in een banaan zitten geen vezels die achter de kiezen van de zangeres kunnen blijven kleven om later, tijdens het zingen van een hoge c, in haar keelgat te schieten.
De bundel portretten Met musici van Jan Brokken (De Arbeiderspers, f 34,50, eerder verschenen in de Haagse Post) staat vol met zulk soort vragen: schijnbaar onnozel, maar tegelijkertijd zo direct dat de geïnterviewden geen kans krijgen om luchtbellen te gaan blazen en gewoon antwoord moeten geven. En als ze er tóch omheen draaien of tóch interessant gaan zitten doen, dan zullen ze het weten ook. Dan zet Jan Brokken ze in hun hemd. Pierre-Alain Volondat bijvoorbeeld, de pianist die in 1983 het Koningin Elizabeth-concours won en van wie sinds die tijd nauwelijks meer iets vernomen is. Ziet u bepaalde beelden als u speelt? vraagt Jan Brokken hem nadat ze al minstens een uur met elkaar hebben zitten hakketakken over de fouten die de pianist volgens de interviewer tijdens zijn concerten maakt. ‘Ik zie niets,’ antwoordt Volondat. ‘Ik laat zien.’ Een mooie uitspraak, zegt Jan Brokken, zeer ironisch. Maar dat begrijpt Volondat niet. Dus hij zegt: ‘Vind ik zelf ook.’
Elf portretten staan er in de bundel. De meeste ervan zijn opgebouwd volgens een vast stramien: verslag van Brokkens observatie van de musicus in kwestie tijdens zijn of haar werk, afgewisseld met telkens enkele pagina's gesprek. De observaties zijn scherp en vaak zeer typerend. Over de violiste Vera Beths noteert Jan Brokken aan het begin van het verhaal dat ze een vluchtige blik op zijn horloge werpt en vervolgens haar armen stijf tegen de maag aandrukt. Daarmee wekt hij de indruk, ongetwijfeld terecht, dat ze verlegen is en eigenlijk geen zin heeft om te praten. En van de onlangs overleden pianist Youri Egorov beschrijft hij mooi hoe die volkomen uit het veld geslagen is als een van de hamertjes van de piano waarop hij moet spelen gebroken blijkt. ‘Niet goed,’ roept de pianist, bijna huilend. ‘Niet goed. Niet goed.’
De gesprekken hebben bijna voortdurend spanning en angst tot thema. Angst om het podium op te gaan, angst voor het verlies van een instrument, angst voor vergetelheid. De vorm is traditioneel: vraagantwoord. Maar het zijn geen uitgetikte bandopnamen of oeverloze zwets verhalen. Daarvoor is de interviewer veel te duidelijk als regisseur aanwezig. Soms zijn zijn vragen sloom of wel erg voor-de-hand-liggend, zoals in het begin van het interview met Bernard Haitink: Uw instrument, dat is het orkest. Is het een weerbarstig instrument? Soms ook doet Jan Brokken erg braaf, bijvoorbeeld als hij in hetzelfde interview aan Bernard Haitink voorstelt samen de subtiliteiten van het dirigeren te gaan beschrijven en als hij dan bovendien de dirigent laat antwoorden: ‘Ik heb er enorme zin in.’ Maar het zijn details. De meeste portretten in Met musici zijn prachtig en ze laten zich lezen als een roman.
JK