Anticommunist
Simon Carmiggelt was een verwoede anticommunist. Zijn zwager Wim Jungman, die jarenlang voor Het Parool de televisierubriek zou verzorgen maar kort na de oorlog kort voor De Waarheid werkte, herinnert zich: ‘Op dat punt was hij volstrekt intransigent. Hij verhinderde niet dat ik bij Het Parool kwam maar hij heeft mij vanwege dat Waarheid-verleden ook nooit echt vertrouwd.’
Het waren eigenlijk de enige momenten dat de lieve, grijze opa van Amsterdam, zoals hij door anderen is genoemd, echt kwaad kon worden. Giftig zelfs. Als het over de politiek ging. Als mensen een beetje gingen twijfelen aan de democratie. Hij had er nu eenmaal zijn leven voor gewaagd zoals alle mensen van Het Parool en daarover viel niet te onderhandelen. Het woord engagement klonk onaangenaam. Dat was in zijn jeugd een ander woord voor verloving. Hij kwam later nog wel terug op dat gedicht tegen de louche professoren. Het had hem wel genoegen gedaan dat hij het in de boekhandel in de etalage met literatuur over de Koude Oorlog had zien liggen. Hij was er ontzettend tevreden mee geweest. ‘Want de meeste verzen die mensen schrijven zijn al voorbij als de inkt nog niet droog is.’ Dat was dus heel mooi geweest maar de behoefte om elke dag met iemand politiek in de clinch te gaan, had hij niet vertelde hij kort voor zijn dood aan Susanne Piet van Elseviers Weekblad.
Eenmaal schoot Carmiggelt uit al zijn sloffen tegelijk. Woedend was hij. Op mij. In de zomer van 1971 had ik een artikel geschreven over de samenwerking in de krantenwereld. Er was sprake van dat de Kronkel-rubriek in Het vrije volk zou komen. De toenmalige hoofredacteur van HVV Herman Wigbold beijverde zich daarvoor. Over Carmiggelt schreef ik toen dat zijn stukjes ook in Rotterdam graag gelezen zouden worden. ‘In de kroeg vaart hij blind op de markante dronken bloemenverkoper maar in de verkiezingstijd belt hij Jacques de Kadt om advies.’
Nog nooit had Carmiggelt zó venijnig gereageerd. Er was geen sprake van dat zijn stukjes ooit in Het vrije volk zouden komen. Over zijn lijk. En De Kadt? Die had hij zegge en schrijve eenmaal gebeld en diens advies afgedrukt om - het was in de tijd van het huwelijk van Beatrix - toch maar PVDA te stemmen.
Cornelissen is een goochelaar met feiten en niet - feiten, schreef Simon Carmiggelt. ‘Smoezelige samenvattingen uit de school van Goebbels’. Ik heb nog vaak aan dat ene zinnetje moeten denken maar voelde me er nooit door aangesproken.
Ik heb nog eens een foto van Carmiggelt gezien. Van achteren genomen op een vergadering. Het ging over Israël en ik hoefde het bijschrift niet eens te zien om te weten aan welke kant hij stond. Onvoorwaardelijk. Intransigent. Ik denk niet dat er veel foto's zijn waarop Carmiggelt in actie te zien is. Hij was immers een stukjesschrijver in de wetenschap dat het allemaal niet veel uithaalde.
Passief lid van de Partij van de Arbeid was hij, niet minder en niet veel meer. Over de binnenlandse politiek maakte hij zich steeds minder druk. Wat hem kwaad maakte was het aantal decibellen geluid dat in die mooie stad op je afkwam.
Hij wandelde met zijn kleinzoon van vijf over de Vijzelstraat en die zei dan wat tegen hem. Simon kon het niet verstaan, moest op zijn hurken gaan zitten om tegen het knaapje te zeggen: Ik versta je niet maar straks in de bioscoop dan kan ik je wel verstaan.
Op zo'n moment dacht hij: wat leven we toch in een heksenketel, we kunnen elkaar niet eens meer verstaan.
■