Modernistische procédés
Met de mislukte poging tot zelfdoding eindigt het eerste deel van 1982 Janine. Het is een delirisch hoogtepunt vol associatieve woordcombinaties en absurde mededelingen, weerspiegeld in een typografie waarvoor de zetter alles uit de kast heeft moeten halen. In de tweede helft van het boek verhaalt Jock de geschiedenis van zijn leven in een meer traditionele stijl. Gray: ‘De verteller probeert dan ouderwets en lineair te schrijven, hij heeft genoeg van dat modernistische gedoe. Hij probeert zich de zaken te herinneren in de juiste volgorde.’
In Lanark past Alasdair Gray modernistisch te noemen procédés toe, bij voorbeeld wanneer een ontmoeting tussen de ‘schrijver’ en zijn personage door de eerste van commentaar wordt voorzien: De schrijver zei: Wees alsjeblieft niet verlegen. Dit is geen ongehoorde gebeurtenis. Hij komt voor bij Vonnegut in zijn Breakfast of Champions en bij Jehova in de boeken van Job en Jonah. Ook plaatst Gray de proloog en de epiloog van Lanark beide ergens halverwege het boek.
Gray: ‘Vergelijkbare literaire kunstgrepen zijn eerder gebruikt, door Vonnegut, maar ook door Joyce en Günther Grass. Ik was zeker niet van plan ooit iets te schrijven dat als een realistische roman zou kunnen worden aangemerkt en ik houd ook niet van verhalen die in de eerste persoon worden verteld. Janine is eigenlijk een uit de hand gelopen kort verhaal. Ik begon eraan met de bedoeling een tekst van drie pagina's te schrijven, verteld in de eerste persoon door iemand die volstrekt niet in zichzelf en de wereld was geïnteresseerd. Het verhaal groeide en groeide maar, en ik begon er materiaal in te verwerken dat ik nooit had gedacht in een boek te zullen gebruiken. Zoals bij voorbeeld,’ zegt de schrijver op ironische toon, ‘politieke commentaren en toespraken over Schotland en de wereld.’
Janine 1982 bevat naast pornografische scenario's en delirische uitbarstingen inderdaad ook delen die doen denken aan politieke schotschriften. Het Schots nationalisme van Gray's personages blijkt uit tirades tegen het centralisme van de regering Thatcher. Schotland wordt, zegt Alasdair Gray, door Londen niet alleen ondergedompeld in een economische recessie, maar ook tot doelwit gemaakt bij een eventuele nucleaire oorlog. De hoofdpersoon van 1982 Janine komt er bij zijn werk bij de ‘Nationale Beveiliging BV’ achter dat Schotland wired for war is. De auteur, die de somberste beschouwingen afsluit met een schaterlach, deelt de anti-Engelse opvattingen van zijn personages.
‘Als je Schotland als een land op zichzelf beschouwt, wat het helaas niet is, dan valt op dat er relatief meer nucleaire wapens gestationeerd zijn dan waar ook in Europa. Langs de westkust zijn er de NAVO-bases die, nadat ze van IJsland zijn verwijderd, naar ons zijn verplaatst. Dan is er nog de grootste Amerikaanse nucleaire basis in Europa en een Engelse Polarisbasis. En dat allemaal in een bijzonder klein gebied. Vanuit Engels standpunt is dat heel begrijpelijk: de centrale regering ziet dergelijke verdedigingssystemen liefst op een zo groot mogelijke afstand van de hoofdstad. Bovendien denkt men in Londen: “Het westen van Schotland bestaat uit ruig natuurgebied en het is dun bevolkt.” En dat klopt ook, alleen: als je je tien kilometer in zuidelijke richting begeeft bevind je je wel in het grootste bevolkingscentrum van Schotland. Enige tijd geleden hield een Tory-minister van Defensie in antwoord op vragen van een Schots parlementslid vol dat zich bij Holy Loch, waar de Amerikaanse basis is, geen concentratie van Schotse bevolking bevindt. Terwijl Glasgow en Edinburgh er vlak in de buurt liggen. Een onbewuste verspreking, denk ik. De meeste snode samenzweringen worden ten slotte beraamd door mensen die zich de schade niet realiseren die ze anderen kunnen berokkenen.’
Terwijl drie regeringscommissies in de afgelopen twintig jaar hebben gepleit voor Schots zelfbestuur wordt Schotland nog steeds direkt door de conservatieven in Londen geregeerd. Dit ondanks het feit dat de Tories bij de verkiezingen van vorig jaar meer dan de helft van hun Schotse aanhang verloren. Gray verwacht voor de eeuwwisseling het zelfbestuur waarvoor hij, net als de meerderheid in Schotland, stemde in een Labourreferendum. Hij sluit echter uit dat de Schotten hiertoe gewelddadige initiatieven I zullen ontplooien. ‘Ik verwacht,’ zegt hij cynisch, ‘meer van het pragmatische opportunisme van de regering-Thatcher dan van het toenemende Schotse zelfbewustzijn.’
‘Het hervinden van dat nationale gevoel in Schotland vindt plaats op het moment dat Engeland voor een groot deel de trekken van een Derde-Wereldland heeft gekregen, met een regering die het niet anders wenst en dat niet bepaald probeert te verhullen.’ Nadat hij is uitgelachen vervolgt de auteur zijn analyse van het nu al meer dan elf jaar oude thatcherisme: ‘De regering Thatcher, die als enige principe het toespelen van de grootste winsten aan de grootste bedrijven heeft zou onder druk van die bedrijven best eens van mening kunnen veranderen. En misschien denken die een federalistisch Groot-Brittannië gemakkelijker in de hand te kunnen houden dan een centrale regering, of liggen er al plannen klaar voor een Schotse republiek. Hoewel je je dat eigenlijk moeilijk kunt voorstellen: de huidige regering is al zo volledig toegewijd in haar corruptie.’