Stemvork
Een commerciële prijs als de AKO-prijs heeft een rare plaats in de literaire oordeelsvorming en werkt niet echt mee aan de zwevende normen in de literatuur, ook al hoeft de verantwoording van de jury geen onzin te zijn. Iemand die de AKO-prijs heeft gekregen en nog niet de Multatuliprijs, Greshoffprijs, Gorterprijs, Van der Hoogtprijs, Jan Campertprijs, of welke andere literaire prijs dan ook, moet zich uiterst onvast in de literatuur bevinden. Hij doet nog maar voor spek en bonen mee, hoe zou het immers kunnen dat hij bij de toekenning van andere prijzen over het hoofd is gezien?
Wanneer iemand de AKO-prijs krijgt die zich in de positie bevindt van Hermans, dan dankt hij de geldgevers hartelijk en dat is dat. Dat J. Bernlef vorig jaar de prijs kreeg is uitstekend, maar betekent verder niets. Het is lucht ter waarde van f 50.000,-. Het is alsof hier de wet van de meerwaarde aan het werk is. Terzelfder tijd stond immers een controversieel boek als Mystiek lichaam van Frans Kellen - donk op het lijstje. Ook al doe ik niets af aan het boek van Bernlef, voor de literatuur was Mystiek lichaam een passender keuze geweest, want het boek betekent net iets meer dan Publiek geheim. Zou Kellendonk met zijn boek de Multatuliprijs hebben gekregen dan was daar mee bevestigd dat het boek literair gezien was erkend. De stemverklaringen die men her en der kan lezen op basis van het lijstje van zes voor 1988 komen herhaaldelijk uit bij Hermans' De heilige van de horlogerie. Maar dat is helemaal geen boek voor een prijs. Dat is een goed boek van Hermans, dat een plaats heeft in zijn oeuvre, maar het werkt slechts mee aan het reliëf van zijn schrijverschap. De functie van een gewone literaire prijs is om een duidelijke indicatie te geven omtrent de waarde van het werk van een schrijver en het bekroondë boek in het bijzonder. Ook Eetlezen van Remco Campert, waarvoor men mij wakker zou mogen maken om eruit voor te lezen, is geen boek voor zo'n prijs. Dat zou oneigenlijk, wat niet wegneemt dat het een goed teken is dat de jury het boek erbij betrokken heeft. Het is altijd goed om K.L. Poll weer eens naast het doel te zien schieten als hij over Eetlezen schrijft dat je eraan kunt zien dat het Campert aan ‘ernst en passie’ ontbreekt en dat zijn ‘talent voor zelfkritiek iets hoerigs en sentimenteels' heeft. Campert is Campert, iemand met een toon die geen enkele andere schrijver op zijn stemvork heeft.
Vervelend is ook dat de winnaar van de AKO-prijs niet meer in aanmerking komt voor een van de literaire prijzen. De nominatie van J.F. Vogelaar is duidelijk een opvallende daad, maar het zou vreemd zijn als hij de prijs kreeg, omdat het in zijn geval curieus zou zijn wanneer hij ineens de AKO-prijs zou krijgen terwijl hij voor andere prijzen gedurende jaren niet in aanmerking is gekomen. Terugschrijven komt voor een van de essayprijzen zeker in aanmerking. Elke jury die een van de uiteindelijk niet uitgekozen genomineerden een prijs geeft, geeft op dat moment een troostprijs, of het is alsof ze de AKO-jury ermee willen corrigeren en het beter willen doen.
Van de commentaren op het lijstje van zes genomineerden zou men kunnen zeggen dat het interessante discussiestof is en dat het de boeken weer onder de aandacht brengt. Dat zou men kunnen zeggen, maar dat commentaar pakt uiterst impressionistisch en vaak vreemdsoortig polemisch uit, alsof het nu de gelegenheid is om nog even met een schrijver af te rekenen. De argumentatie ondergaat een dramatische verdunning en we betreden het terrein van de humeurige voorkeuren, van kleine smaakjes. Zoals bij K.L. Poll in NRC Handelsblad van 15 april j.l. Wanneer Poll het heeft over de essays van Vogelaar (waar van alles over te zeggen valt in het positieve en negatieve) waarvan hij er eerst enkele makkelijk heeft afgedaan, dan gaat dat zo: ‘De essays die dan volgen vallen mee.’ Vallen mee. Hoe hoog moet je staan om de essays van Vogelaar mee te laten vallen? Een leeg landschap van Willem van Toom is een roman waarin met verbazing de veranderingen worden beschreven die zich aan een dorp voordoen: het is bijna geromantiseerde etnologie zonder nostalgie. Poll schrijft: ‘Hij maakt zich zorgen over de nieuwbouw. Steden en dorpen zijn niet meer wat ze geweest zijn. Daar mag iemand toch wel over klagen? Ook al vermengt hij dat met zelfprijzerij? Jawel, dat mag - maar liever niet.’ Wat een formuleerkunst! Het mag van Poll, maar liever niet. Hier hebben we literaire kritiek als zeuren om een lieverkoekje.
De jury van een literaire prozaprijs, geconfronteerd met het nieuwe proza van het afgelopen jaar, heeft het ondertussen niet moeilijk. De morgen loeit weer aan van Tip Marugg is een bijzonder boek. De verrassing dat Marugg twintig jaar na Weekendpelgrimage met zo'n solide roman voor de draad komt spitst de aandacht. Binnen de Nederlandse literatuur valt het boek ook op vanwege de vele kanten die het heeft. Het speelt zich af in het exotische decor van een Zuidamerikaans eiland en dat betekent meteen dat er sprake is van verwevenheid tussen het persoonlijke en publieke: de heremietachtige figuur die ergens buiten de stad woont en zijn nachten grotendeels doorbrengt met het drinken van whiskey krijgt bezoek van zijn herinneringen en daarin komen vele kanten van het leven op het eiland voor. Er staan prachtige passages in. Hij herinnert zich een verblijf bij een oom, een dominee, die in een plaats woont met geheel eigen gebruiken, waarover hij verteld krijgt door een paar jongens. Zoals over de oplossing van burentwisten: ‘Alle vrouwen uit het dorp, ook de armsten, hadden twee reservejurken die alleen bij speciale gelegenheden werden gedragen: een groene die men op Palmzondag aandeed om de mis bij te wonen en verder de hele dag aanhield, en een vuurrode die men aantrok wanneer men flinke ruzie had met een andere vrouw.’ Volgt een evocatieve beschrijving van het schelden, de beledigingen, de insinuaties, de poging tot wederzijdse karaktermoord, voltrokken op de twee oevers van de rivier met daartussen een loopplank met de toepasselijke naam “Eerst-ik-dan-jij”.’ Maar in De morgen loeit weer aan blijft het niet bij deze exotische kant, wat de roman zijn gewicht geeft is de verwevenheid van de hoofdpersoon met zijn omgeving, met de mensen, het eiland, het landschap, de legenden, de mythische angsten, het leven van de nacht, het klimaat, het uitspansel, de natuur. Het stevige
drinken maakt hem lucide en dat is aan het proza af te lezen, in de uitgekiende woordkeus, de sprekende details.
Wat mij betreft mag het geld van de AKO-prijs besteed worden aan de opwaardering van de jaarlijkse echte prijzen: de Multatuliprijs (proza), de Gorterprijs (poëzie) en de Busken Huetprijs (essay). Dan zijn we ook verlost van het Oscar-taaltje dat wil dat er wekenlang over ‘nominaties’ wordt gesproken. De tamtam bij het bekend worden van deze prijzen zal als een echt bericht worden beschouwd en niet wegsterven in de nacht.
■