[Onkwetsbaar in een simultaanjurkje - vervolg]
Sonia Delaunay in een geborduurde jas, 1924
bij het werk van haar vrienden-dichters Guillaume Apollinaire, Blaise Cendrars en Philippe Soupault. Verguisd en geprezen is haar twee meter lange uitvouwbare illustratie bij Cendrars ‘Prose du Transsiberien et de la petite Jehanne de France’ met het komische, voor deze twee buitenlanders nostalgische refrein: ‘Zeg, Blaise, zijn we ver weg van Montmartre?’
In deze tijd van de opkomende jazz in Frankrijk, van de ‘Art Nègre’ en Josephine Baker, schept Sonia Delaunay haar wilde ‘robes-poèmes’ waarop ze gedichten van haar vrienden borduurt, of haar meer gestileerde, met veel geometrische motieven opgesierde en uit verschillende stoffen bestaande ‘robes simultanées’ voor onder andere het Bal Bullier, een etablissement waar dichters en schilders elkaar op de wekelijkse dansavond ontmoetten. Ook niet altijd in even grote vrede want vol smaak vertelt Desanti over een avond waarop de dichter-bokser Arthur Cravan, uitgedost in een vestje-Delaunay, op de vuist gaat met echtgenoot Robert waarna deze voor een week in het gevang belandt.
Het is overigens opmerkelijk hoeveel dichters zich in die jaren aan poëtische bespiegelingen van Sonia Delaunays simultaneïstische kleding hebben gewaagd. Van Cendrars is de bekende regel: ‘Op haar jurk draagt zij haar lichaam’ en de dadaïst Tristan Tzara schreef gedichten waarin de zinnen de draaiende bewegingen suggereerden die ook in de cirkels van Delaunay voorkwamen. Dadaïsten, surrealisten en de Delaunays verplaatsten zich, voordat de diverse ruzies losbarstten, in een gezamenlijke euforie als ‘een rugbyploeg’, in de woorden van Sonia. Het waren haargloriejaren, een tijd rijp voor haar revolutionaire ideeën en uitwerkingen.