Een tragisch leven
Toen de dichter Cees van Hoore in 1983 de Nederlandse vertaling las van Tubutsch, een Weense novelle, voelde hij naar eigen zeggen ‘de schok der herkenning’. Hier was iemand aan het woord die als lijfspreuk leek te hebben: ‘Vergissen is wenselijk.’ Over de schrijver, ene Albert Ehrenstein (Wenen 1886, New York 1950) werden achterin het boek enkele summiere biografische gegevens verstrekt die Van Hoores nieuwsgierigheid verder prikkelden. Hij besloot te gaan zoeken, kwam ander werk van Ehrenstein op het spoor en belandde in het Albert Ehrenstein Archief te Jeruzalem. Het resultaat van dit alles werd een beschaafd dun boekje, getiteld Hoe lang ik blijf weet ik niet (Kwadraat, f 13,50). De aard van Ehrensteins rusteloze bestaan op aarde is met deze titel knap getroffen. Deels door zijn persoonlijkheidsstructuur, deels door de sociaal-politieke omstandigheden in de omgevingen waar hij verkeerde, ontkwam Ehrenstein nooit aan het gevoel ongewenst te zijn. Hij was, schrijft Van Hoore, ‘een man die eigenlijk niets liever wilde dan in vrede en harmonie met de natuur een hymne op het leven zingen, daarbij gebruik makend van de hem gegeven talenten. Maar hij kon zich daartoe niet beperken. Hij moest wel om zich heen gaan meppen. Als jood was hij uitgestotene, een zondebok, die door zijn medeburgers dagelijks aan het kruis werd genageld.’ Ehrenstein debuteerde in 1911 met Tubutsch, het verhaal van een nietsnut die in een geestesgesteldheid die men het beste zou kunnen beschrijven als een ‘natural high’ door Wenen wandelt. Hij ziet wat niemand anders ziet en is er behoorlijk oneerbiedig bij ook. Ehrenstein was intelligent genoeg om te beseffen dat daar heisa van zou komen, en die kwam er, met als gevolg dat hij op slag beroemd werd en vele contacten kreeg onder de expressionisten van die dagen. In 1914 volgde een bundel gedichten waarin de
erotiek niet in Victoriaanse vaagheden wordt verhuld. Als Ehrenstein als schrijver omstreden was, dan was hij dat met opzet. De kroniek van zijn leven toont verder een man die verder weinig te willen had. Hij werd arm geboren en stierf arm, zijn werken door de nazi's verbrand en daardoor vergeten. In de liefde was hij actief maar nauwelijks gelukkig. Een groot deel van zijn energie ging op aan het zich teweerstellen tegen de overmacht die een Middeneuropese joodse intellectueel dreigde te verpletteren. Van Hoore leeft met sympathie mee. Hij bezit een opmerkelijk oog voor treffende citaten, en schetst een tragisch leven met begrip én humor, een eigenschap die ook Ehrenstein niet vreemd was. De toon van heilige verontwaardiging om zoveel miskenning ontbreekt. Van Hoore doseert, en daar word je nieuwsgierig van. Ik ben onmiddellijk Tubutsch gaan kopen.
NM
Aan deze pagina werkten mee: Niek Miedema en Carel Peeters