Onsocratische vermaningen
Allen Blooms ‘The Closing of the American Mind’ vertaald
De gedachteloze generatie Hoe ons onderwijs de cultuur bedreigt door Allan Bloom Inleiding: Saul Bellow Vertaling: Jos den Bekker Uitgever: Het Spectrum, 442 p., f 49,90
Amerikaanse paperback-editie: Uitgever: Touchstone/Simon and Schuster, f 24,10 Importeur: Van Ditmar
Carel Peeters
Vorig jaar om deze tijd verscheen in Amerika een boek waarvan niemand had gedacht dat het maanden tot de meest verkochte boeken zou behoren: The Closing of the American Mind van Allan Bloom, hoogleraar in de filosofie aan Univeriteit van Chicago. Bloom betoogt in het nu ook in het Nederlands vertaalde boek dat de overal gepredikte ‘openheid’ juist gesloten veroorzaakte bij de Amerikaanse studenten: omdat ze alle waarden relatief vinden is niets meer echt belangrijk. Deze geest zou het Amerikaanse onderwijs tot ziek wordens toe beheersen. Welke snaar heeft Bloom geraakt dat ook de zojuist verschenen paperback-editie over de toonbank vliegt?
Wanneer Emma Bovary aan het eind van Flauberts roman vergif heeft ingenomen en de apotheker Homais (die altijd overal met zijn neus bovenop staat) hoort dat het arsenicum is, zegt hij: ‘Dan moeten we daar een analyse van maken.’ Een analyse. De kwast wil ‘een analyse’ terwijl Emma bezig is haar laatste adem uit te blazen. Het is een goed teken dat Allan Bloom monsieur Homais heeft herkend als een zelfingenomen weetal wiens karakter en cultuur beginnen en ophouden bij het steeds ongevraagd oplepelen van de laatst gelezen wetenschappelijke weetjes, al gaat het wat ver om hem Flauberts ‘grootste creatie’ te noemen. Blooms kijk op Homais is veelzeggend omdat we hier een bijna tastbaar afgerond karakter hebben waar hij niets van moet hebben, omdat Homais ‘de geest van de wetenschap, de vooruitgang, het liberalisme, het anticlericalisme’ vertegenwoordigt. Iemand die dat vertegenwoordigt (zonder dat men er zich het portret van Homais bij voorstelt) is, zou ik zeggen, misschien wat naïef en optimistisch, maar grote afkeer hoeft hij niet te wekken. Voor Bloom echter komt in Homais ‘alles samen wat de moderniteit was en zal zijn’.
Flaubert heeft er alles aan gedaan om Homais tot een ergerlijke pedant te maken, een would-be verlichte geest die alleen maar in zijn eigen tevredenheid opgaat. Hij is eigenlijk nergens in geïnteresseerd ook al lijkt het dat alles hem belang inboezemt. Dat is de grote ergernis van Bloom: deze tergende oppervlakkigheid, dit totale gebrek aan diepgang, deze woestijn van kennis die niets voorstelt. Homais is de negentiende-eeuwse versie van de geest die nu in Californië heerst. Dat Homais ergens in De gedachteloze generatie optreedt is een zegen, want Bloom geeft verder weinig concrete voorbeelden van de mentaliteit die volgens hem in Amerika en vooral aan de Amerikaanse universiteiten heerst. Die mentaliteit wordt gedomineerd door relativisme, een grenzeloze openheid, gebrek aan kritische zin en door instantbevredigingen die moeten voorkomen dat ergens moeite voor moet worden gedaan. Het beeld dat Bloom schetst is niet erg opwekkend, maar hij stelt het dan ook rauw voor vanuit de positie van de filosoof die een ideaal in zijn hoofd heeft waar de werkelijkheid niet aan blijkt te beantwoorden.
De gedachteloze generatie is een authentiek verslag van iemand die het te veel is geworden en die ineens een verbijsterende samenhang meent te hebben ontdekt die zijn onlust kan opheffen. Bloom heeft daarbij een voordeel dat tegelijk in zijn nadeel werkt: hij is een filosoof die filosofeert vanuit een hoog standpunt dat buiten de geschiedenis ligt, iemand die heeft begrepen dat in tijden van de grootste verbijstering er een kanaal naar de ziel openblijft, zoals Saul Bellow in zijn inleiding schrijft. Het voordeel is dat vanuit die positie inderdaad, zoals Bloom zegt, de aard van een generatie kan worden ontdekt omdat hij dan wordt getoetst aan ‘de onveranderlijke preoccupaties van de mensheid’. Het nadeel is dat de werkelijkheid met de werkelijkheid heeft te maken en nooit zal kunnen beantwoorden aan de hoge eisen van Bloom. Er is niets slechts aan hoge eisen, behalve als ze het verstand te boven gaan.
Allan Bloom
Dat De gedachteloze generatie in Amerika tot de best verkochte boeken van de laatste tijd behoort wil niet zeggen dat het een makkelijk boek is. Het boek appelleert aan conservatieve sentimenten, maar of de degenen met zulke sentimenten het ook zullen vatten betwijfel ik omdat men tamelijk belezen moet zijn om Bloom te kunnen volgen. Bovendien is zijn manier van schrijven en redeneren soms hoofdpijn verwekkend, en daar moet je bij conservatieve geesten al helemaal niet mee aankomen. Zij hebben met de gedachteloze generatie die Bloom beschrijft gemeen dat ze het simpel willen houden. Bloom is een matig systematicus en gaat ervan uit dat zijn lezers weten waarover hij het heeft wanneer hij de filosofie van Kant in het voorbijgaan behandelt. Hij heeft de gewoonte te parafraseren op momenten dat je denkt dat hij zijn eigen visie uiteenzet, wat op vele pagina's verwarring sticht omdat het nogal vaak om nuances gaat en omdat hij begrippen (zoals ‘creativiteit’, ‘de Verlichting’ of ‘de natuur’) zowel op een denunciërende als op een appriciërende manier gebruikt.
Alles wat Bloom aanklaagt is het gevolg van cultuurrelativisme dat zijn filosofische en historische wortels zou hebben in Nietzsche. Dat wil echter niet zeggen dat Nietzsche in De gedachteloze generatie het zwarte schaap is. Het zijn de na hem komende Nietzscheanen die het door hem gediagnostiseerde nihilisme zijn gaan beschouwen als een feit in plaats van een tragische toestand na de dood van God. Bloom heeft de hoogste lof voor Nietzsche zelf, omdat hij de moed had om de toestand onder ogen te zien: ‘De werken van Nietzsche geven het prachtige beeld van een ziel van een mens die met reden creatief genoemd kan worden. Ze vormen de meest diepzinnige uitspraak over creativiteit van een man die een brandend verlangen had om het verschijnsel te begrijpen.’ Deze sympathiebetuiging moet beslist in al zijn nuances worden gezien, want de andere filosoof die in De gedachteloze generatie als Blooms grote model en voorbeeld voorkomt is Socrates, en dat was Nietzsches belangrijke tegenpool, ‘der Hanswurst’ zoals hij hem in het hoofdstuk ‘Das Poblem des Socrates’ (in Götzendämmerung) noemde, de theoretische, rationele mens die het dionysische en het instinct verdonkeremaande. Opmerkelijk is dat Bloom Socrates nergens citeert, maar hem uitsluitend aanroept als ‘model voor het filosofische leven’, iemand die ‘steeds vragen stelt en de gevestigde opinies weerlegt’. Nietzsche wordt evenmin geciteerd, maar zijn gedachtengoed wordt tenminste aan de orde gesteld voor zover Bloom het nodig heeft voor zijn bestrijding van de door hem gesignaleerde uitwassen. Nietzsche was de nihilist die met zijn denken voor de afgrond stond; tegenwoordig heerst er een nihilisme-Amerikaanse-stijl zonder de spanning die hoort bij het kijken in de afgrond. Die spanning veroorzaakt de ernst van het denken en de mogelijkheid het nihilisme te
overwinnen. Het nihilisme-Amerikaanse-stijl is slechts een ‘humeur’.