[Het onzegbare gezegd - vervolg]
kige contacten te leggen tijdens zijn tweejarig verblijf als docent Engels aan de universiteit van Changsha. Salzman doet geen enkele poging een oordeel te vellen over de Chinese samenleving, hij geeft alleen zijn belevenissen en gesprekken op anekdotische en soms naïeve wijze weer. Van vechtsporten moet ik bepaald niets hebben, maar ik moet erkennen dat Zijde en zwaard daarover enkele spectaculaire passages bevat. ‘Ze stonden op een armlengte van elkaar, en keken recht voor zich. De trainer gaf een gil en de twee vrouwen draaiden hun hoofd om, keken elkaar met een dodelijke blik aan, alvorens los te branden (...) De lange vrouw viel als eerste aan en haalde uit met de bovenkant van haar vuist. De kleine vrouw boog zich naar achteren zodat de vuist rakelings langs haar keel scheurde, draaide zich een hele slag om en sprong tegelijkertijd in de lucht zodat haar rechterbeen een boog maakte en met volle kracht belandde op de borst van de lange vrouw. Ze stortten allebei ter aarde en lagen stil. Vervolgens sprongen ze weer omhoog alsof ze veren onder zich hadden en vochten verder.’ Pan Qingfu, de beroemde ‘ijzeren vuist’ (door het regelmatig slaan tegen ijzer is zijn hand door eelt en zwartgeworden gewrichten verminkt), neemt Salzman bij wijze van uitzondering aan als privé-leerling, en een groot deel van het boek gaat over zijn gevechtstraining. Niettemin spreken zijn gesprekken met zijn studenten en andere toevallig ontmoete Chinezen mij het meeste aan. Heel typerend voor de aard van de contacten die hij heeft, is een situatie waarbij een arme vissersfamilie hem een geschenk wil aanbieden in ruil voor de houtskooltekening die hij voor hen gemaakt heeft. Het enige dat ze kunnen bedenken is een roeiboot, maar die wil Salzman uiteraard niet aannemen. ‘“Dat is een heel mooi geschenk, het is duizenden van zulke tekeningen waard, maar wij Amerikanen hebben een gewoonte en die is dat we
openhartig spreken. Als we iets willen dan zeggen we dat.” Veel Chinezen waarderen spreken “zonder omwegen”, misschien omdat de regels dat bijna nooit toestaan.’ Hoewel zijn gesprekspartners die houding toejuichen, zijn ze doodsbang dat hij iets wil hebben dat ze hem niet kunnen geven, zoals hun jonk. Maar Salzmann lost alles op door hen te vragen om een lied voor hem te zingen. Zijde en zwaard is een aardig boek omdat het niet pretentieus is en een aantal situaties weergeeft die weinig westerlingen meemaken. Overigens is het onlangs door Random House ingezonden voor de Pulitzer-prijs, hetgeen wel iets zegt over de literaire kwaliteiten ervan. Tenzij je de begaafdheid van een Colin Thubron bezit, is het blijkbaar alleen haalbaar om met Chinezen gesprekken te voeren over een heel beperkt onderwerp, zoals zwaarddansen. Binnen die beperking toont Salzman zich een meester.
■