Het schip als landgoed
Admiraal Poetjatin zocht iemand die onderweg zijn logboek kon bijhouden, mogelijk ook geletterd gezelschap. Dat Gontsjarov op eigen initiatief solliciteerde, kon eigenlijk niemand geloven. Was hij vleiend gepaaid? Zijn verzoek om tijdelijk bij de Russische marine te worden ingelijfd, werd beschouwd als een exclusief aanbod dat met ontzag werd aanvaard. Het moet hemzelf het meest hebben verbaasd dat Poetjatin reageerde zoals hij deed: graag! Pas toen drong tot Gontsjarov door dat hij minstens twee jaar van zijn nog resterende leven op zee, in havens, aan vreemde kusten zou doorbrengen. Maanden later ontvangen zijn vrienden vanuit Portsmouth een brief waarin hij uitlegt dat zijn sollicitatie eigenlijk als grap was bedoeld. Hij was benieuwd naar de formulering die de vlootvoogd zou kiezen om hem af te wijzen. Geen moment was het in hem opgekomen dat hij zou worden aangenomen. Nu dat toch het geval was, schreef hij: ‘U zult natuurlijk vragen waarom ik dit doe...,’ enzovoorts.
Gontsjarov kwam in Portsmouth - en dus ook in het betoverende Londen - terecht omdat zijn schip al in de Sont op een zandbank liep. De averij moest in een Engels dok worden hersteld. Hij was aanwezig bij de begrafenis van Wellington en daarover rapporterend realiseerde hij zich dat de reisbeschrijving een speciale gedisciplineerde non-discipline vereist. ‘Het is hoe dan ook een grote fout om te proberen indrukken te vergaren; je vergaart wat je niet nodig hebt en wat je nodig hebt, ontgaat je. Als je niet met een speciaal doel reist, moet het zo zijn dat de indrukken zich onverwacht en ongeroepen in de ziel vergaren en degene bij wie ze zo niet komen, kan beter niet reizen.’
In Portsmouth biedt de admiraal hem aan op staatskosten naar Petersburg terug te reizen, de vlootvoogd heeft allang in de gaten dat zijn charmant zeurende secretaris af en toe écht ongelukkig is. Maar Gontsjarov heeft ook een talent voor het onderscheiden van verschillende soorten narigheid. ‘(...) bij het zien van mijn koffers, spullen, linnengoed, zag ik voor me hoe ik moederziel alleen door Duitsland zou rondtrekken, krakend en steunend de koffers zou moeten open- en dichtdoen, mijn linnengoed uitpakken, mezelf aankleden en me in iedere stad voortslepen, opletten wanneer de trein aankomt en vertrekt, enzovoort - en er overviel me een verschrikkelijke luiheid. Nee, dan volg ik toch liever het voetspoor van de Vasco da Gama's (...) dan dat van de Duitse barbiers, kleermakers en schoenmakers.’
Ivan Gontsjarov
En zo verkiest hij de narigheid die hij beter verdraagt: de reis om de wereld. Het schip dat na herstel de reis vervolgt, wordt in zijn brieven naar Petersburg een op drift geraakt Russisch landgoed. De admiraal als vorst, de officieren als landedelen, de matrozen als lijfeigenen, het schip als enige vaste grond onder de voeten. Hijzelf als gast, logé, iemand met een koffer die voortdurend op zoek is naar de poort die toegang geeft tot de steeds langer wordende weg naar het vertrouwde Petersburg. ‘Ik moest eergisteren bijzonder sterk aan u denken, en ik hunkerde zelfs naar u en uw warme, lichte salon.’ Als kleine zwerfstenen dwarrelen zulke verzuchtingen regelmatig door de beschrijvingen van ontberingen (‘pekelvlees, altijd pekelvlees...’) en lusteloos beleefde avonturen aan de kusten van Afrika en Azië. Toch zijn de werkelijke juwelen in de aderverkalking van het heimwee de beschrijvingen van die lusteloosheid. Gontsjarov is een briljant poseur. Hij doet alsof niets hem boeit, enkel de gedachte aan thuis en de bezorgde vriendenkring, maar daaronder borrelt de vertellust die af en toe door het artificiële schild van de verveling breekt: een ontmoeting, een vreemd beest of de conversatie met een Russische matroos tijdens het passeren van de evenaar over geografische problemen (‘Waar ligt Rusland?’ - ‘In Kronstadt!’). En telkens keert Gontsjarov, alsof hij de achterblijvers thuis daarmee een plezier wil doen, terug in zijn gezeur. ‘Op zee kan men nooit bepalen waar men heen gaat en waar niet. Er breekt iets, er gaat iets stuk of er is niet genoeg proviand en noodgedwongen moet je ergens heen waar je niet heen wilt.’ Hij weet vermoedelijk dat hij hen in Petersburg met zulke overwegingen een onuitgesproken genoegen doet. Steeds weten dat de zwerver zwerft, doet de thuisblijver extra behaaglijk onder de dekens kruipen.
In zijn brieven en schetsen is Gontsjarov onuitputtelijk in zulke variaties op het thema van ontbering en behaaglijkheid. Dat hij zich in tal van laatste zinnen zorgen maakt over het tijdstip van aankomst van zijn missiven geeft ook aan zijn daaraan vooraf geëtaleerde poseurschap een wonderlijk zegel van oprechtheid.
■