Thrillers
Met het heroptreden van Perry Mason op de televisie zijn ook de herdrukken van de boekjes van Erle Stanley Gardner over de gewiekste advocaat verschenen. Voor alle zekerheid staat de foto van Raymond Burr op de omslag, de acteur die zowel vroeger als nu de advocaat uitbeeldt. De zaak van de modellen met de lange benen (Zwarte Beertje, f 10,-) is zo'n herdruk. Helaas is het in Nederland niet de gewoonte om de historie van een boek te vermelden, maar oorspronkelijk verscheen dit boekje in Amerika in 1968. Gardner was toen al vijfentwintig jaar bezig om avonturen over Mason te verzinnen en dat blijkt. Maar misschien ligt het ook wel aan mij dat ik Mason nu minder flitsend vind dan vroeger. Op het oog zitten alle ingrediënten in het verhaal. Mason rent van hot naar haar, haalt trucs uit met bewijsmateriaal, protesteert veel in de rechtszaal en weet de officier van justitie opgewonden te krijgen. Bij elkaar had ik dat onthouden als een goed recept voor een leuk boek. Dat het dan toch tegenvalt komt door de volstrekt wezenloze intrige die ogenschijnlijk draait om de liefde van een vader en een zoon voor dezelfde jongedame, maar die in werkelijkheid om gefrustreerde ambitie gaat. Eén ding is gebleven en dat is de hartelijke serviliteit van Della Street. Zouden ze dat bij Schoevers nog steeds onderwijzen?
Een paard hoort de kar van de schillenboer te trekken en meer niet. Met zo'n opvatting moet je eigenlijk niet Deadly Odds lezen, een bundel verhalen over paardenrennen waarbij iets mis gaat, die bijeengezocht is door Richard Peyton (Pan, f 16,50). Heel verstandig begint hij met een verhaal van Dick Francis en dan heb je het leuke eigenlijk gehad. De andere verhalen zijn voornamelijk afkomstig uit de oude doos en zijn bij voorbeeld van Conan Doyle en Edgar Wallace. Omdat aan het paard in de loop der tijden weinig is veranderd en aan de goklust ook niet, is de ouderdom van de verhalen niet storend. Het valt wel op dat vroeger wijdlopiger werd geschreven en dat er ook de gewoonte was om het volk in dialect te laten spreken. Over de psyche van het paard word je niet veel wijzer. Op zichzelf is het verfrissende van de verhalen dat ze het paard gewoon als een stom beest behandelen, goed genoeg om zich op een grasveld suf te rennen en meer niet.
Één keer in de zoveel tijd kom je altijd wel iemand tegen, vaak een auteur die meer verkoopsucces wenst, die beweert dat het misdaadboek zich in niets onderscheidt van de literaire roman. God moge dat verhoeden en gelukkig is er ook Son of Gun in Cheek van Bill Pronzini (Mysterious Press, f 36,35) dat aantoont dat het genre bestaat bij de gratie van een krankjorume fantasie, schoolopstellenstijl en verachting van thematiek. Entertainment daar gaat het om en Pronzini laat zien waar dat streven tot vreselijke uitglijders leidde. Dat heeft een ontspannend boek opgeleverd, maar niet voor niets heet het Son of. Dat betekent dat er eerst gewoon Gun in Cheek was en dat Pronzini zijn eigen idee aan het uitmelken is, iets dat in genrelectuur bijna een eis is. Gun in Cheek behandelde het misdaadgenre in vogelvlucht, toegelicht aan het werk van auteurs met meer fantasie dan schrijfstijl en aan de hand van de typen hoofdpersonen die je in dit genre tegenkomt. Son of Gun in Cheek is een veel rommeliger boek, waarin de samensteller zich voornamelijk beperkt tot het opdissen van voorbeelden van uitglijders, missers en andere schrijfongelukken, zoals ‘anatomische onmogelijkheden’. Voorbeelden daarvan zijn: ‘Hij knikte, voornamelijk met zijn ogen’ en ‘Zijn tong schoot tussen zijn lippen als de tanden van een gifslang’. Het is een boek om stukje voor stukje te lezen en daarbij het de schrijver te vergeven dat hij ook nog een hoofdstuk over de films van Charlie Chan ertussen heeft weten te flansen. Het lijkt me een boek dat is ontstaan tijdens een lunch waarbij de uitgever zo onverstandig was een glaasje met de auteur mee te drinken.
Simon & Schuster is een bekende Amerikaanse uitgeverij die blijkbaar ook een onderneming in Engeland drijft, want daar is men begonnen met de nieuwe pocketreeks Blue Murder. In deze reeks publiceert men het hardgekookte werk van Amerikaanse B-schrijvers. Het lijkt zo bijna alsof de Atlantische Oceaan de twee landen niet meer scheidt. Een van de boeken is The Burglar van David Coodis, een auteur die zichzelf dood heeft gedronken en ook boeken schreef waarin de hoofdpersonen met een zeker fatalisme hun noodlot aanvaarden. (Simon & Schuster, f 18,75). Op de achterkant staat vermeld dat zijn werk vooral geliefd was bij de film-noir en bij Fransen als Verneuil en Truffaut. Dat betekent meestal dat het om romans gaat waarin hartstocht, lust, woede, blinde drift en andere heftige gevoelens de hoofdpersonen onherroepelijk ten gronde richten en dat geldt ook voor The Burglar. Een beroepsinbreker met een erecode die vooral door sentiment wordt gedicteerd, valt voor een vrouw en verraadt zo zijn makkers en vooral de dochter van zijn leermeester voor wie hij gevoelens heeft die hij maar niet wil erkennen. Als dat nogal naar zwaar aangezet melodrama klinkt, dan klopt dat. Goodis wordt vergeleken met Cornell Woolrich en op hem lijkt hij inderdaad als twee druppels water. Dezelfde onheilssfeer, dezelfde door primaire emoties gedrevenheid, dezelfde onechtheid en dezelfde kitscherigheid als de auteur even niet oplet. In de verte lijkt het ook op het werk van Cain, maar die wist in zijn betere boeken wel interessantere personages te verzinnen.
An Old School Tie van Andrew Taylor (Penguin, f 11,60) is het derde boek dat ik in korte tijd van deze Engelse schrijver heb gelezen en iedere keer vond ik de sfeertekening heel aardig, maar ging het gebrek aan intrige me op het laatst toch tegenstaan. Als hoofdpersoon kiest Taylor voor een marginale figuur, een werkloze assistent-in-opleiding of iets van dien aard, die door zijn goede hersens en kennis van naslagwerken, systematische catalogi en ander referentiemateriaal als een soort speurder kan optreden. Het verbaast me ook niet dat over de schrijver wordt vermeld dat hij als bibliothecaris heeft gewerkt. In An Old School Tie roept iemand die met een rijke vrouw is getrouwd die vlak daarna door kortsluiting om het leven komt, de hulp in van zo'n marginale speurder. De twee zijn oude vrienden en als huisvriend annex huisknecht gaat de te hulp geroepene dan aan de slag. Een groot deel van zijn activiteiten bestaat uit het uitlaten van een humeurige fox-terriër, terwijl er ook nog twee Airedale-terriërs op verzorging wachten. Gelukkig is het Engelse platteland groot genoeg en biedt het ook plaats aan de nodige excentrieke verdachten. Het kathedraalstadje Ely, ten noorden van Cambridge lijkt als lokatie model te hebben gestaan en een van de aardige personages is een psalmen citerende dame. Met de theepot onder de muts, de pantoffels aan en de hond in de nabijheid om in zijn nek te krabben is het werk van Taylor goed te genieten.
THEO CAPEL