[2 april 1988 - Nummer 13]
Ter zake
Diny Schouten
Uitgever Peter Aarts van de Belgische uitgeverij EPO, gevestigd in Antwerpen, kan ruimer ademhalen sinds hij samen met zijn auteurs de coup die zijn raad van bestuur wilde plegen met succes heeft afgeslagen. EPO, wat staat voor Education Prolétarienne/Proletarische Opvoeding, heeft haar wortels in de maoïstische studentenbeweging van de jaren zestig. Onder hen werd in 1974 geld bijeengebracht voor een drukkerij. In 1978 werd met de revenuen daarvan een onafhankelijke progressieve uitgeverij gesticht, die na de komst van Aarts uitgroeide tot een middelgroot complex van uitgeverij, drukkerij, distributiecentrum en een boekhandel (De Groene Waterman in Antwerpen), met achttien personeelsleden en bijna veertig titels per jaar. Praktische wetsboekjes voor werklozen, gehandicapten, immigranten, vrouwenliteratuur uit de Derde Wereld en gedegen historische en filosofische studies vormen de backlist. Paradepaard is de Dossier-reeks, oorspronkelijk opgezet door Julien Weverbergh voor uitgeverij Manteau, waarin documentaires verschijnen over actuele onderwerpen: het deel van Paul Ponsaers en Gilbert Dupont over De Bende van Nijvel werd een bestseller. EPO's eigenaar, de Vlaamse politieke partij Amada, een afkorting van Alle Macht Aan De Arbeiders die inmiddels herdoopt is in Partij van de Arbeid, stemde tot eind vorig jaar probleemloos in met Aarts' redactionele onafhankelijkheid. Die werd geschonden toen de raad van bestuur ging aandringen op een ‘politisering’ van de functie van de uitgever. Aarts, geen partijlid, en van mening dat er op de ‘linkse’ signatuur van zijn goed renderende fonds niet dat was aan te merken, reageerde daarop met het aanbieden van zijn ontslag. Door een spontane actie van
een groep van zijn auteurs, die besloten mét de ontslagen uitgever te vertrekken, kreeg Aarts onmiddellijk het aanbod van onderdak bij twee uitgeverijen ‘van naam’. De catastrofale leegloop deed EPO's raad van bestuur terugdeinzen: de inmiddels uit eigen kring gerecruteerde nieuwe uitgever - wiens gebrek aan enigerlei uitgeverservaring Aarts vriendelijk werd verzocht om bij te spijkeren - trok zich terug; de onderhandelingen werden opnieuw geopend. Daaruit kwam Aarts glorieus als winnaar te voorschijn: al zijn condities werden ingewilligd, waaronder een nieuw redactiestatuut dat de onafhankelijkheid eens voor al verzekert en een geprofessionaliseerd management, dat een einde maakt aan de medezeggenschapsidealen van de oorspronkelijke opzet. Met het aantrekken van een commercieel directeur en de nieuw toe te kennen bevoegdheden aan de directievergadering krijgt ook de ‘P’ uit ‘EPO’ een nieuwe betekenis: die staat nu voor ‘progressief’, zegt Aarts, die ook verklaart de onderhandelingen ‘hard, maar altijd eerlijk’ te hebben gespeeld. Omdat er ‘geen enkel meningsverschil’ meer bestaat tussen Aarts en zijn bestuur, acht ‘afgevaardigde bestuurster’ Mich Doumen het niet opportuun om commentaar te geven op de ideologische overval: Wij hebben elkaar geheel verstaan na zeer grondige discussies. Die gingen alleen over reële problemen over de bedrijfsvoering. Er waren misverstanden over onze bedoelingen, maar die zijn rechtgezet.’
Het feministisch maandblad Opzij verblijdt nieuwe abonnees met een exemplaar van het nieuwe boek van zijn oud-redacteur Renate Dorre-Stein, Korte Metten, haar eerste bundeling van columns (uit Opzij, De Tijd en Bzzlletin). Een extra is de vooraf geplaatste handtekening van de auteur, wat een volgend stadium lijkt in te luiden in de mode van het signeren-bij-de-boekhandel: de liefhebber hoeft er de deur niet meer voor uit, en de schrijfster evenmin. ‘Ik lijk wel een postorderbedrijf,’ zegt Dorrestein opgewekt, die alvast tweehonderdvijftig exemplaren meekreeg als huiswerk. De schrijfster ziet het als taakverlichting: ‘Het heeft wel eens z'n vervelende kant, om achter een tafeltje tentoongesteld te worden en commentaar te horen op je fysionomie.’
Het lijkt een wanhoopsdaad, maar zo ernstig moeten we zulks niet zien, volgens dichter en copywriter Fred Portegies Zwart. Tegelijk met diens Gegijzelde gedichten bij Ypse Fecit in Deventer, een bloemlezing van gedichten die rond 1960 onder andere in Podium verschenen, maakte de uitgever een boekje dat uitsluitend als recensie-exemplaar bedoeld is. For Reviewers Only, met des dichters keuze uit voorgaande bundels, zag in een beperkte oplage het licht ‘teneinde recensenten in staaf te stellen van de poëzie van deze, naar het oordeel van de uitgever, onvoldoende opgemerkte dichter’. Portegies Zwarts dichterschap stond twintig jaar stil, maar ondanks dat de onlangs verschenen bundel Tussenspel op mondharp beschermheren vond in Adriaan Morriën en Rogi Wieg, heeft hij nog niet het volle vertrouwen dat zijn gedichten kans maken op respons bij een groter publiek: ‘Vandaar.’
Het jongste nummer van het serieuze neerlandici-tijdschrift Literatuur, waarvan Amsterdamse en Leidse hoogleraren Nederlands (Herman Pleij, F.P. van Oostrom en Ton Anbeek) de redactie voeren, heeft een nieuwe rubriek die de HP-achtige kop ‘Het Probleem’ kreeg toebedeeld. De eerste aflevering wordt gevuld door een opzienbarende brief van criticus en wetenschappelijk medewerker Tom van Deel. Die wenst Jeroen Brouwers ‘van harte geluk’ met diens eredoctoraat van de Katholieke Universiteit Brabant. Brouwers' accepteren daarvan heeft echter niet Van Deels hartelijke instemming: ‘Nu is het natuurlijk wel zo, dat ze zich in Tilburg waar moeten maken, dus grossieren ze daar in eredoctoraten. Zo blijven ze in het nieuws. Uit principiële overwegingen ben ik niet naar het zuiden afgereisd om die vertoning mee te maken. Eerlijk gezegd komt daar een persoonlijke aversie tegen Tilburg bij: een professoraat in de literatuurkritiek is mij daar onlangs onthouden, terwijl al die andere critici die toch duidelijk onder de maat blijven elders wel geaccepteerd zijn, al is het dan via part-time bijzondere hoogleraarschappen.’ De afzender wordt nog extra venijnig geportretteerd in het vervolg van de brief: ‘Nu je via Jaap Goedegebuure toch goede relaties onderhoudt met de KUB, kun je wellicht nog eens een balletje opgooien over een hoogleraarschap daar, voor mij dus. Als je dat niet doet, publiceer ik mijn brieven aan jou...’ Een P.S. fungeert als uitsmijter: ‘Overigens vind ik wel dat je een eredoctoraat verdiend hebt. Met name het epistolair proza in je Kroniek is grandioos. Het tweede deel moet ik nog bespreken; schrijf me jouw mening, graag voor 1-4-88, zodat ik daar zelf niet al te veel werk aan heb.’ De genoemde datum had de trouwe lezers
op het idee moeten brengen waar Literatuur-redacteur Ton Anbeek desgevraagd onmiddellijk op wijst: ‘Het nummer is een één april-nummer. Nee, méér grappen dan deze staan er niet in.’ Anbeek beklemtoont dat hij noch zijn collega-professoren, auteur zijn van de brief. ‘We kregen de brief bij verrassing binnen. Niet ieder van ons was er meteen voor om hem te plaatsen, maar we vonden dat een grapje over ongewenste intimiteiten tussen recensenten en auteurs eraf moest kunnen, en daar zijn we niet eens de eersten mee.’
Redacteur Martin Ros van uitgeverij De Arbeiderspers betreurt het verlies van dertig plastic tasjes documentatiemateriaal voor ‘een geheim project’ die mét zijn auto, gestolen bij station Bussum-Zuid, verdwenen. ‘Zo'n vijfentwintig procent van een jaar werk’ is volgens een neerslachtige Ros verloren gegaan: ‘Ik moet maar zo goed en zo kwaad proberen de gegevens te reconstrueren uit mijn aantekeningen.’ Een sabbatical year, toegekend op grond van een vijfentwintigjarig dienstverband, geeft Ros er respijt voor. De mysterieuze verdwijning brengt die van de nooit gepubliceerde ‘uitgeversmemoires’ van de betreurde Geert van Oorschot in herinnering: eveneens, volgens Van Oorschots bezwering, gestolen uit een kofferbak. Twijfels omtrent die diefstal zijn nimmer weggenomen.